20852 |
wijn |
wijn:
wĭĕn (L192p Bergen)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
19074 |
willen |
willen:
wille (L192p Bergen)
|
willen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
26176 |
windborden |
stormplanken:
stormplanken (L192p Bergen)
|
De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35]
II-3
|
25160 |
winderig weer |
waaiweer:
#NAME?
wei-j wêêr (L192p Bergen)
|
winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25209 |
windhoos |
windheks:
wiendheks (L192p Bergen)
|
klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
26064 |
windluiken, waterdeuren |
windklappen:
windklappen (L192p Bergen)
|
De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60]
II-3
|
26021 |
windpeluw |
draagbalk:
draagbalk (L192p Bergen)
|
De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|
33832 |
windzuiger |
sterrenkijker:
sterrenkijker (L192p Bergen)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
18676 |
winterkleren |
winterkleren:
winter-kliêr (L192p Bergen)
|
winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
winterköninkske (L192p Bergen)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|