e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L381b plaats=Pey

Overzicht

Gevonden: 1062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeggen zeggen: zekkə (Pey) zeggen; ik ben bij de vrouw geweest en heb het tegen haar gezegd; ze zeide, dat ze het ook aan haar dochter zou - [DC 03 (1934)] III-3-1
zeven zeven: zeeve (Pey), zeevə (Pey, ... ), zijen: ziejə (Pey) zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)] III-2-1
zich haasten vooruitmaken: vroetmake (Pey), zich spoeden: ŏĕs spōjə (Pey), òs spooje (Pey) zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)] III-1-2
zijde zij: pien in de ziej (Pey) zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] III-1-1
zilveruitje sint-jansuntje: Sint Jans-unke (Pey), St. Jansun-kes (Pey) [DC 13 (1945)] I-7
zingen fluiten: fluite (Pey) het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] III-4-1
zoon jong: jong (Pey, ... ), jŏng (Pey), jòng (Pey, ... ), jongetje: cf. VD s.v. "jonkske  jungske (Pey), kereltje: kairelke (Pey), mannetje: cf. VD s.v. "manneke  menke (Pey), zoon: zoon (Pey, ... ), zóón (Pey) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; de zoon van de smid is timmerman; volw. [DC 12a (1943)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zout zout: zawt (Pey, ... ) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuigen zuiken: zōēkə (Pey), zūkə (Pey) zuigen [DC 38 (1964)] III-2-3
zure haring rolmops: rolmops (Pey), zure haring: zoere hīēring (Pey) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3