e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trouwen trouwen: trouwe (Laar) trouwen III-2-2
tuierplaats tuier: tøi̯ǝr (Laar) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11
tuin hof: hō.f (Laar), huəf (Laar) tuin III-2-1
tuinbonen kniebonen: kni-jboeën (Laar), wollebonen: mv.  wölleboeëne (Laar), wollewantjes: wöllewantjes (Laar) tuinbonen || tuinbonen, jonge || tuinboon I-7
tuinfluiter grijsje: grieske (Laar), hoffluiter: de opgegeven betekenis is: "heggemus, tuinfluiter"; ondergebracht bij tuinfluiter  hoeëffluiter (Laar) tuinfluiter III-4-1
tuinkervel kervel: kêr’revel (Laar) kervel I-7
tuinmuur tuinmuur: tȳnmūr (Laar) Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9
tweeslachtige jonge kip kween: kweŋ (Laar) Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.] I-12
tweetakrijn tweetakt: tweetakt (Laar) Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b] II-3
twijg, jonge tak snade: dunne buigzame tak  snaoj (Laar) tak, twijg III-4-3