e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlaaienvulling spijs: Vlaaj met appelespies Een goede vlaai was een Weerter vlaai; deze kenmerkte zich door een tegenstelling tussen bodem en beleg (hard-zacht of zacht-hard) of een tegenstelling in de "spies"zure morellen- of abrikozenpulp met een mengsel van boter en suiker erop: "kreumelevlaaj  spies (Laar) vlaaibeleg III-2-3
vlaamse gaai markolf: mê’rrekof (Laar) vlaamse gaai III-4-1
vlag vlag: vlak (Laar) vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)] III-3-1
vlam vlam: vlam (Laar) vlam III-2-1
vlas braken braken: brākǝ (Laar) Het pletten van de vlasstelen, om de houtachtige delen te verwijderen. [monogr.; add. uit N 48, 16a] I-5
vlasbraak braak: brāk (Laar) Toestel om vlasstengels te pletten. De zwing is een langwerpige afgeronde plank met een handvat om de "scheven" (vergelijk het lemma Hede-, Vlas- of Hennepafval) van het vlas los te slaan. [monogr.; add. uit N 48, 16b] I-5
vlasrepel reep: rē̜p (Laar) Kam gebruikt bij het repelen. I-5
vlechttwijgen tuingeerdjes: tūngęrtjǝs (Laar) De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.] II-9
vleermuis vlaarmuis: flarmoês (Laar) vleermuis III-4-2
vlees vlees: vleis (Laar) vlees [DC 03 (1934)] III-2-3