e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288b plaats=Laar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wasmand lijnwaadsmand: livǝntjsmaŋ (Laar), wasmand: wasmaŋ (Laar) In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
waterdamp, wasem damp: da.mp (Laar) wasem, damp III-2-1
waterhoen modderkuiken: modderkuûk (Laar), schuimeend: schoêmaentj (Laar) waterhoen III-4-1
watersnip hemelgeit: als ze vliegt maakt ze een geluid als een blatende geit.  hemelgeît (Laar), pink: ook wel: bokje  pink (Laar) watersnip || watersnip, kleine III-4-1
wecken wecken: Ich hep tieën glaaze körse gewéktj  wékke (Laar) wecken, inmaken van levensmiddelen III-2-3
weduwe wedevrouw: wieëdevrouw (Laar), wedvrouw: Nederweert  wetvrow (Laar) weduwe III-2-2
weduwnaar wedeman: weedemân (Laar) weduwman III-2-2
weefspoel schietspoel: sxētspōl (Laar) Pijpje met inslaggaren. De weefspoel is een houten schuitje waarin op een priem de pijpjes met inslaggaren worden vastgeklemd. [N 39, 105a; monogr.] II-7
weekbak weekbak: węjk˱bak (Laar) Betonnen bak waarin de wissen geweekt worden. In Sint-Truiden (P 176) werden de wissen in een beek gezet om te weken, of drie maal per dag met water begoten. [N 40, 18; monogr.] II-12
weerbarstig wars: waers (Laar) obstinaat, tegen de draad in III-1-4