e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
armsgatuitsnijding armsgat: ęrms˲gāt (Neeroeteren) De uitsnijding voor de mouw bij het colbert. [N 59, 101a] II-7
armvol armvol: (h)ervel (Neeroeteren), ermvol (Neeroeteren, ... ), ɛrǝmvǫl (Neeroeteren), (een vervorming van armvol.  (h)ervel (Neeroeteren) armvol [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] || ervel, armvol I-4, III-4-4
arresteren aanhouden: de gendermen hebben hem aangehauwen (Neeroeteren), de police hedt hem aamgehouwen (Neeroeteren) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
as as: as (Neeroeteren), asch (Neeroeteren), asse (Neeroeteren), assen: assche (Neeroeteren), sigarenas: segare(n)as (Neeroeteren) as [ZND 32 (1939)] || as van een sigaar [N 58 (1973)] III-2-3
asblok asbed: as˱bęt (Neeroeteren) Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13
asgat asgat: as˲gā.t (Neeroeteren) Gat in de muur waarlangs de molenas het molengebouw binnengevoerd wordt. [Jan 81; Coe 74] II-3
aswoensdag asgoensdag: achgoensdig (Neeroeteren), asgoonsdich (Neeroeteren) Aswoensdag. [ZND 01 (1922)], [ZND 19A (1936)] III-3-3
autoped trottinette (fr.): /  trontenet (Neeroeteren, ... ), trontinet (Neeroeteren) / [SND (2006)] || step [SND (2006)] || step/autoped [SND (2006)] III-3-2
avegaar boor: būr (Neeroeteren), everd: ē̜vǝrt (Neeroeteren) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
averechts, achterstevoren achterstevoren: exterste vēͅr (Neeroeteren), Opm.: in mod. dialect hoort men doorgaans achterste vèèr.  echterste vèèr (Neeroeteren), averechts: èverechts (Neeroeteren), links: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  links (Neeroeteren) achterstevoren, averechts || averechts [ZND 05 (1924)] III-4-4