e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bangerik grootse stinkerd: Syn. kale of griêtse stinker(d)  griêtse stinkerd (Neeroeteren), kale, een -: Syn. kale of griêtse stinker(d)  kale (Neeroeteren), schijter: Syn. kale of griêtse stinker(d)  sji-jter (Neeroeteren), schijterd: Syn. kale of griêtse stinker(d)  sji-jterd (Neeroeteren), schijtgat: Syn. sji-jter  sji-jtgaat (Neeroeteren), schijtkont: Syn. sji-jter  sji-jtkònt (Neeroeteren), schouwerik: choewerik (Neeroeteren), schuwe zeiker: eine sjûwe zeiker (Neeroeteren) bangerik || Bloodaard, bangerik, enz. [ZND 05 (1924)] || een bang iemand III-1-4
barensweeën poos: poës (Neeroeteren) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 115 (2003)] III-2-2
baret floets: floets (Neeroeteren) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barmsijs stompstaartje: stòmpstertsje (Neeroeteren) barmsijs III-4-1
barrevoets barrevoets: baerəvəs (Neeroeteren), barvoets: berves (Neeroeteren), bervis (Neeroeteren) barrevoets [ZND 01 (1922)], [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND] III-1-3
basterdsuiker potsuiker: potsòkker (Neeroeteren) fijne bruine suiker III-2-3
bazige vrouw gendarme (fr.): Van een wat overmatig struis vrouwmens wordt wel eens gezegd: Det is ein echte zjendermekweekster  zjenderm (Neeroeteren) Brutaal en bazig manwijf III-1-4
bed bed: beͅt (Neeroeteren), Midden in böd ligke: het grootste voordeel aan zijn kant krijgen Ein böd(de) koots: beddekoets Eine bödpòngel: schertsend voor slaapgenoot Eme(s) van böd op struuj helpe: van de regen in de drup helpen  böd (Neeroeteren), kooi: kuuj (Neeroeteren) bed [RND] || bed als slaapplaats III-2-1
beddenbak, ressortbak ledikant: lēdekant (Neeroeteren) Houten gedeelte van een bed (Nederl. ledikant; Fr. bois du lit) [ZND 02 (1923)] III-2-1
beddenhemel hemel: hemel (Neeroeteren), hēməl (Neeroeteren) Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)] III-2-1