18102 |
schurft |
schurft:
sxø̜rf (L247z Broekhuizenvorst)
|
Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.]
I-11
|
20791 |
sinaasappel |
appelesien:
appelesien (L247z Broekhuizenvorst),
appelsien:
appelsien (L247z Broekhuizenvorst),
sinaasappel:
sinaasappel (L247z Broekhuizenvorst)
|
sinaasappel [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
24818 |
slaapbol |
klaproos:
klaproës (L247z Broekhuizenvorst),
klaprōēĕ (L247z Broekhuizenvorst)
|
Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
34347 |
snuffelziekte |
snuffelziekte:
snuffelziekte (L247z Broekhuizenvorst)
|
Een aandoening van het neusschelpje en het neustussenschot en in een verder stadium van het benige geraamte van de bovenkaak. De dieren krijgen heftige en uitputtende niesbuien; de ademhaling is snuivend; er treden neusbloedingen op en de uitvloeiing uit de neus is dun en soms ook slijmig (WBD I.6, blz. 854). [N 52, 20; N 76, 50; A 48a, 33]
I-12
|
33904 |
spat |
spat:
spat (L247z Broekhuizenvorst)
|
Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j]
I-9
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speule (L247z Broekhuizenvorst)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)]
III-3-2
|
21430 |
spieken |
foetelen:
alg. unfair spel
foetele (L247z Broekhuizenvorst)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
31693 |
stobbe |
poest:
pus (L247z Broekhuizenvorst)
|
Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.]
II-12
|
21226 |
stoep |
stoep:
stoep (L247z Broekhuizenvorst)
|
stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
32330 |
stop, tapkraan |
dop:
dǫp (L247z Broekhuizenvorst)
|
De, volgens respondenten uit Horst (L 246), Broekhuizenvorst (L 0247), Venlo (L 271) en Beesel (L 300), van kurk vervaardigde stop, die ter afsluiting in het tapgat wordt geslagen. Wanneer het houten vat wordt aangeslagen, wordt de stop vervangen door een houten tapkraan. [A 36, 3d; monogr.]
II-12
|