e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zilveren één frank frank: 1 frang (Oost-Maarland), eine frang (Maasbracht, ... ), ene frang (Echt/Gebroek, ... ), enne frang (Klimmen, ... ), frang (Neer, ... ), frank (Hoensbroek), ne frang (Mechelen, ... ), unne frang (Mechelen), ’ne frang (Urmond), ⁄ne frang (Tegelen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  inne frang (Welten), Opm. geen verschil met bovenstaande uitdrukkingen!  frang (Wijk), Opm. v.d. invuller (zie onderaan deze blz.): 1 cent gaf de koper van een stuk rundvee (afsluit van de koop) en werd een "goud-salder"genoemd. Die moest men aan een bedelaar geven, ten teken van eerlijke "koop".  enne frang (Schimmert), ps. boven de n moet nog een ~ staan; deze combinatieletter is niet te maken (om te spellen).  ’ne fran~g (Heerlen), ps. invuller geeft alleen de vertaling van franc, maar niet de waarde ervan!  frang (Meijel), ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  frank (Halen), ps. omgespeld volgens Frings.  enə fraŋ (Halen, ... ), ēͅinə fraŋ (Mechelen-aan-de-Maas), fraŋ (Bocholt, ... ), inə frāŋ (Zolder), nə fraŋ (Hasselt, ... ), ənə fraŋ (Rotem), frankje: ps. omgespeld volgens Frings.  ə fraŋskə (Peer), ə freͅŋskə (Waterloos), krentje: Note: invuller heeft dit als antwoord gegeven: 30 cent: krèntje - 1/2 stuk (50 pf. klopt dit wel?!  krèntje (Heythuysen), stuk van n frank: ps. omgespeld volgens Frings.  støk van inə fraŋ (Lummen), wit frankje: ps. omgespeld volgens Frings.  wet freͅŋskə (Sint-Truiden), witkop: ps. omgespeld volgens Frings.  nə wetkoͅp (Hasselt), zilveren frank: eine zilvre frang (Schimmert), zilveren franc (Grathem), ps. omgespeld volgens Frings.  nə zəlvərə frāŋ (Velm), zelvərə frang (Lanklaar), zelvərə fraŋ (Gelieren/Bret), zeləvərə fraŋ (Diepenbeek), zeͅlvərə fraŋ (Teuven), ənə zelvərə fraŋ (Borgloon, ... ), əvə zelvərə fraŋ (Maaseik), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "n"staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  zilvrə fran~ (Oud-Waterschei), ps. omgespeld volgens IPA.  nə zelvərəfraŋ (Rotem), zilverfrankje: ps. omgespeld volgens Frings.  zelvərfreͅŋskə (Wellen), zilverstuk: ps. invuller heeft hierbij geen echt/duidelijk antwoord gegeven, alleen opmerkingen.  zie vraag 5i: [zilvərstøk (Opheers), ps. omgespeld volgens Frings.  zilvərstøk (Hoeselt), zilverstuk van n frank: ps. deels omgespeld volgens Frings.  een [⁄zəlvər⁄støk van ... frāŋ (Boekt/Heikant) 1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] III-3-1
zilvergeld centen: ps. omgespeld volgens Frings.  seͅntə (Halen), goudgeld: Opm. is vroegere benaming.  goodgeld (Heerlen), wisselgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  wesəlgeͅlt (Rummen), zilver: zillever (Panningen), zilver (Echt/Gebroek), ps. omgespeld volgens Frings.  tseləvər (Halen), zelvər (Maaseik, ... ), zeləvər (Sint-Truiden), zēͅləvər (Hasselt), zilveren: ps. omgespeld volgens Frings.  zilvərə (Tongeren), zilveren geldstukken: zilvere geldjsjtökke (Roermond), zilveren stukje: ps. omgespeld volgens Frings.  zilvərə støkskə (Zichen-Zussen-Bolder), zilveren stukken: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "@"(omgespeld: @) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "@"omgespeld.  zelvərə steͅ~kə (Kermt), zilveren, een ~: ps. omgespeld volgens Frings.  nə zelvərə (Opglabbeek), zilvergeld: zilver geld (Heerlen, ... ), zilver geldj (Neer), zilver geljd (Jabeek), zilver gelt (Waubach), zilver gèldj (Guttecoven), zilver géldj (Puth), zilver jeld (Bleijerheide), zilver-geldj (Born), zilvergeld (Baarlo, ... ), zilvergeldj (Leuken, ... ), zilvergeldjt (Herten (bij Roermond)), zilvergeljd (Jabeek, ... ), zilvergeltj (Haelen), zilvergéltj (Maasniel), zilvərgeltj (Holtum), zulvergeldj (Weert), zèllever geld (Maastricht, ... ), zèlver geld (Mechelen), zìlvergeldj (Nunhem), (= iets uitbetalen in zilvergeld).  get oetbetale i zilvergeldj (Oirsbeek), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  zilvergeld (Klimmen, ... ), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  zeelver geld (Eijsden), Opm. gouden geldstukken: goldgeld.  zilvergeld (Tegelen), Opm. in tegenstelling met papieren geld.  zilver geld (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  zelvər geͅld (Lanklaar), zelvərgailt (Borgloon), zelvərgēͅlt (Borgloon), zelvərgeͅjlt (Lanklaar), zelvərgeͅlt (Opglabbeek, ... ), zeləvərgeͅlt (Rummen), zeͅlvərgeͅltʔ (Kinrooi), zeͅlvərə gēͅlt (Teuven), zeͅləvərgeͅjlt (Diepenbeek), zilvərgeͅld (Mechelen-aan-de-Maas), zilvərgeͅlt (Hoeselt), zīləvərgēͅlt (Opheers), zəlvər geͅlš (Bocholt), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿) - of gewoon letterlijk overnemen als een hoge komma?  zelvər geͅlʔt (Rotem), ps. omgespeld volgens IPA.  zelvərgeͅlʔtʔ (Rotem), ps. omgespeld, deels volgens Frings en deels volgens IPA.  zelvərgɛlt (Smeermaas), zilverstuk: zilversjtök (Sittard), ps. omgespeld volgens Frings.  zelvərsteͅk (Gelieren/Bret), zelvərstøk (Niel-bij-St.-Truiden), zilvərstøk (Opheers), ps. omgespeld volgens IPA.  ə zelvərstək (Rummen), zilverstukjes: ps. omgespeld volgens Frings.  zelvərsteͅkskəs (Waterloos), zilvertjes: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  zilverkes (Ulestraten) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] || nikkelen of witmetalen geldstukken [N 21 (1963)] || oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || zilveren geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
zilverschoon alverdrijf: idiosyncr. de boeren zeggen ook: - JKJ: niet in WNT; in I.5 zowel alverdrijf als alverdrief  alverdrief (Sittard), ganzentong: Veldeke ?  gòhzetong (Waubach), ganzerik: ganzerik (Wijlre), eigen spelling  gauwzerik (Vlodrop), idiosyncr.  ganzerik (Blerick), WLD  ganze rik (Montfort), ganzerik (Mheer, ... ), gele ganzebloem: idiosyncr. omdat de ganzen graag de bladeren eten  gele ganzenbloem (Sittard), ledderkruid: -  ɛledərɛkroət (Diepenbeek), reinvaar: -  reinvaar (Echt/Gebroek), zilverblad: -  zilverblaad (Tungelroy), zilverkruid: zilver kroet (Schimmert), zilverkraad (Jeuk), zilverkroed (Tungelroy), zilverkrūūd (Oirlo), Bree Wb.  zilverkrûd (Bree), eigen spellingsysteem  zilverkroëd (Maasbree), idiosyncr.  zilverkroed (Thorn), WLD  zilverkroed (Stein), zilverkroet (Thorn), zilverkrüt (Beesel), zílver-krōēt (Schimmert), zilverschoon: zilverschoon (Oirlo), zilversjun (Vijlen), (bij afbeelding 66)  zilversjeun (Vijlen), -  zilverschoen (Maasbree), eigen spellinsysteem  zíverkroed (Meijel), geen aparte naam  zilverschoon (Berg-en-Terblijt), WBD/WLD  zilversjoon (Urmond), zelfde  zilverschoon (Echt/Gebroek) zilverschoon [DC 60a (1985)] || Zilverschoon (potentilla anserina 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn kruipend, met lange wortelende uitlopers; de bladeren zijn oneven geveerd, de blaadjes zijn gezaagd en aan de onderkant wit zijdeachtig behaard; de bloemen groeien afzonderlijk, zijn [N 92 (1982)] III-4-3
zilveruitje inmaak-uitje: zilveruitje*  inmaakeutje (Herten (bij Roermond)), inmaak-un: mv eun6  inmaakeun (Putbroek), inmaak-untje: inmaak euntjes (Weert), look: mv idem  louk (Blerick), lookje: luikske (Venlo), luikskes (Maasbree), mv -s  lökske (Gennep, ... ), parel-zwiebel: perlzwiebel (Vijlen), parellook: mv -luikskes  päerellauk (Venlo), sint-janslook: St. Janslook (Venray), mv luuskes  St. Jansloek (Melderslo), sint-janslookje: Sint Janslökske (Oostrum), sint-jânslökse (Castenray, ... ), St. Jans lökskes (Venray), mv -s  Sint Jans-lökske (Meerlo), St. Janslökske (Venray), ook zilverui*  St. Janslukske (Lottum), sint-jansooj: St Jansoouj (Helden/Everlo), mv -ooie  St. Jansooi (Roermond), mv ooie  Sint Jans-ooi (Putbroek), St. Janseutje*  St. Jansooie (Linne), sint-jansuitje: Sint Janseutje (Haelen), mv -e  Sint Jans-ujke (Panningen), St. Jansooie*  St. Janseutje (Linne), sint-jansun: Sint Jans yn (Sibbe/IJzeren), Sint Jansun (Eys), sint Jansun (Heugem), sint jansun (Sittard), sintjansun (Geulle), st Jans un (Amby), st jans un (Hulsberg), St. Jansun (Klimmen), -  sint-jans-un (Susteren), mv -unne*  St. Jansun (Einighausen), sint-jansundj: St janseundj (Tungelroy), sint-jansuntje: S.t Jans untje (Wijlre), sint Jans unke (Geleen), sint jans unnekes (Geulle), sint Jans unnekes (Schinnen), Sint Jans unsje (Mheer), Sint Jans uuëntje (Weert), Sint Jans-unke (Pey), Sint Jans-uu-e-ɛntjus (Weert), sint Jansunke (Beek), Sint Jansunkes (Buchten, ... ), sint Jansunkes (Puth), Sint Jansunneke (Houthem), Sint Jasɛs untje (Heerlerheide), sintjansunkes (Nuth/Aalbeek), sintjansunneke (Gulpen), sintjansönneke (Maastricht), st Jansunneke (Borgharen, ... ), st Jansunnekes (Meerssen), St. Jans-euntjes (Ospel), St. Janseunjtj6s (Thorn), St. Janseuntjes (Roggel), St. Jansun-kes (Echt/Gebroek, ... ), st. Jansunke (Doenrade), st. Jansönneke (Amby), altijd mv  St. Janseuntjes (Heythuysen), eigen spellingsysteem additie bij vraag 117 e.v. = zilveruitje  St Jansunke (Geleen), mv -s  sint Janseuntje (Stramproy), Sint Jansunke (Guttecoven), St. Jans-euntjes (Hushoven, ... ), St. Jans-unke (Stevensweert), zilvereuntje*  Sint Janseuntje (Heel), un: un (Heerlen), untje: unke (Sittard), wit untje: witte unnekes (Tongeren), witlook: witlouk (Velden), witte un: wiese un (Kerkrade), witte un (Amby, ... ), zilver-un: zilverun (Amstenrade, ... ), mv -unne  zilverun (Born, ... ), mv -unne*  zilverun (Einighausen), mv. zilver-unnen  zilver-un (Urmond), zilver-untje: zilverunke (Stein), zilverunnekes (Valkenburg), zilvruntje (Welten), zullevur uu-e-ɛntjus (Weert), mv -s  zilverunke (Buchten), Sint Janseuntje*  zilvereuntje (Heel), zilverlookje: zilverlökskes (Geysteren), mv -s  zilver-luikske (Steyl), zilverluikske (Venlo), verzamelnaam  zilverläukske (Blerick), zilverooj: mv -en  zilveroej (Helden/Everlo), mv -ooie  zilverooi (Maasbracht), zilveroojn: zilveroojn (Heythuysen), zilversjalot: mv -e  zilversjalot (Mook), zilverui: St. Janslukske*  zilverui (Lottum), zilveruitje: zilvereutje (Haelen), zilvereutjes (Heel), inmaakeutje*  zilvereutje (Herten (bij Roermond)), mv -s  zilvereutje (Beegden, ... ) [DC 13 (1945)]zilverui || zilveruitje [N 82 (1981)] I-7
zilvervisje boekenworm: boekenwurm (Achel), boekewèrm (Jeuk), boekewùrrem (Sint-Truiden), bokewörm (Uikhoven), bookewurm (Schimmert), bookewörm (Klimmen), bōōkəwurm (Nieuwenhagen), boekworm: boegworm (Ch?vremont), donderbeestje: dónnerbiestekes (Zolder), donderworm: donderwurm (Vijlen), eekvis: ook: hagedis en salamander  èèkves (Baexem), hommelswormpje: hoomelswurremke (Waubach), ijzeren zeug: ijzeren zeug (?) (Lauw), kelderrat: kelderrat (Venlo), milver: milver (Hoepertingen), onweerswormpje: onweerswurremke (Waubach), pissebed: pissebed (Kessel), schietsmelie: scheetsmeelie (Weert), scheêtsmeelie (Altweert, ... ), schietvisje: sjeetviske (Echt/Gebroek), schietworm: schietwurrem (Eksel), schieëtwurm (Houthalen), sjeethwôrm (Guttecoven), sjeetworm (Reuver, ... ), sjeetwurm (Noorbeek, ... ), sjeétwórm (Doenrade), sjēētwòrm (Hoensbroek), sjêêtwörm (Rekem, ... ), šētwoͅrm (Roggel), šiətwø̄rəm (Montzen), schietwormpje: sjeetwûrmke (Thorn), slinster: slinster (Hoeselt, ... ), suikergast: suikergast (Achel), visje: visje (Sint-Truiden), wild varken: JK: verwisseling met pissebed  weltvärəʔən (Lommel), zeevarken: zieëverreke (Gulpen), zilverbeestje: zilverbeesje (Kerkhoven), zilverlingetje: zilverlinkskes (Genk), zilvermutser: zilvermüts-jer (Kerkrade), zilvervisje: zillevervéske (Sint-Truiden), zilver-vèske (Maasbracht), zilverveske (Eigenbilzen), zilvervisje (Kerkrade, ... ), zilverviske (Boekend, ... ), zilvervusjke (Lutterade), zilvervusjke (?) (Waubach), zilvervèske (Kinrooi, ... ), zilvervéske (Heel), zilvervöske (Bree), zilvərviskə (Meijel), zulleverviske (Eksel, ... ), zilverwormpje: zilverwurmke (Koningsbosch) zilvervisje [N 12 (1961)] || zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)] III-4-2
zin (lust) aard: aard (As, ... ), aard hubbe (Brunssum), aart (Montfort), āārd (Oirsbeek), āārt (Reuver), ààrt (Amstenrade), äord (Gronsveld, ... ), ambitie: ambiésie (Gronsveld), animo: (huidige benaming).  animo (Caberg), de aard hebben: d⁄n aard hebbe (Venray), gaarne doen: gaer doon (Beek), gading: gaajing (Meijel), goede aard: gōōjen-áárd (Schimmert), goesting: goesting (Eksel, ... ), goosting (Lutterade, ... ), gusting (Eigenbilzen), gustiŋ (Meeuwen), guusting (Vlijtingen), gòisting (Loksbergen), gòsting (Bree), gósting (As, ... ), (= Vlaams!).  goesting (Herten (bij Roermond)), (oude benaming).  gosting (Caberg), Gösting is kuip, al vindste ze op eine mösthuip Gösting is kuip, zag het wi-jfke, en ze bòn zich eine sjutelplagk òm hère kop  gòsting (As, ... ), Iech (h)èb gin gusting vir ؉e..t te goa.n: Ik heb geen zin om uit te gaan  gusting (Hasselt), ijver: ievər (Loksbergen), kop: kòp (As), lust: loes (Simpelveld), lŏĕs (Heerlen), lust (Meijel, ... ), lös (Maastricht, ... ), meug: Eder zien meug, zag de wolf, doe slikdjen hae ein mök. Jao, òmdet er niks anges haw  meug (Echt/Gebroek), plezier: plezeer (Maastricht), spass (du.): sjpas à get hubbe (Gulpen), troef: troef (Geulle, ... ), trôêf (Schinnen), van zins: van zins... (Neer), zin: de zin (Oirlo), der zinn (Vaals), zeen (Gronsveld, ... ), zēēn (Amby, ... ), zi.n (Kelpen), zin (As, ... ), zin der in hubbe (Venlo), zin haobe (Wijlre), zin hebbe (Venray), zin hebbe in (Horst), zin hubbə (Maastricht, ... ), zin hèbbe in... (Sevenum), zin höbbe (Nunhem), zin in höbbe (Merkelbeek), zin òp hubbə (Brunssum), zin. aad à get hubbe (Gulpen), zinne (Geleen, ... ), zinnə (Roermond), zīn (Maastricht, ... ), zīṇ (Heerlen), zêen (Amstenrade), (huidige benaming).  zin (Caberg), (lange i).  zin (Vlijtingen), (m.).  zin (Noorbeek), m.  zē.n (Eys), zn  zin (Heerlen) goesting, lust, zin, voorkeur || het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] || lust || lust, aardigheid || lust, genoegen, zin || lust, verlangen, trek, genoegen || lust, zin || lust, zin, trek || zin, lust, trek || zin,lust humeur III-1-4
zindelijk droog: al druuëg (Herten (bij Roermond)), blieftj druug (Weert), dreuch (Kapel-in-t-Zand), dreug (Doenrade, ... ), dreug zin (Beek), dreuëg (Geleen), dreuəg zeen (Thorn), dreüg zijn (Houthalen), drieg (Meeuwen), droag zinne (Schinnen), droog zijn (Gennep, ... ), dru.eg (Hulsberg), drueg (Echt/Gebroek, ... ), drueg ziej (Kunrade), drueug (Schinnen), druieg (Valkenburg), druug (Gronsveld, ... ), druug zeeën (Kaulille), druug zien (Maastricht), druuëg (Eksel, ... ), druuëg zien (Meerlo), druëg (Gulpen, ... ), druëg zien (Oirlo), druüg (Sevenum), drūūēg (Venray), drūūg (Maasbree), drŭŭg (Horst), drŭŭg ziĕn (Sevenum), drùùg zieje (Noorbeek, ... ), drûuch (Susteren), drûuch zeen (Kelpen), drûug (Oirsbeek, ... ), dr‧yəx (Eys), is al druëg (Kinrooi), ⁄t is drêûg (Schimmert), niet meer in de boks doen: nemīē in de bóks doond (As), niet meer in zijn boks doen: deit neet mië in zien bóks (Neeroeteren), niet meer in zijn broek doen: niet meer  nie mie i zèn brok dōē.n (Zolder), op het potje gaan: op ‧t pötje goeën (Bocholt), ophouden: ophouden (Eksel), proper: al proper (Ittervoort), he is al proaper (Lutterade), praoper (Blerick, ... ), praopər (Amstenrade, ... ), praoəpər (Heerlen), prauper (Vorsen), prāōpər (Nieuwenhagen), proaper (Eys), proeëper (Bocholt, ... ), proeəpər (Heel), proo.per (Gors-Opleeuw), proopəl (Maastricht, ... ), proopər (Maastricht), prooëper (Mheer), prope zijn (Jeuk), propel (Maastricht, ... ), proper (Caberg, ... ), proper van zijn eigen (Lauw), proper zeen (Geistingen), proper zijn (Alken, ... ), propper (Kerkrade, ... ), propəl (Maastricht), proŭper (Brunssum), proëper (Ten-Esschen/Weustenrade, ... ), prōper (Rekem), proͅ.apər (Ingber), proͅāpər (Ingber), pruper (Bree, ... ), prwoper (Hoeselt), pròper (Geleen, ... ), pròuper (Jeuk), próper (Maastricht), prôper (Hoensbroek), ’t és proopër (Tongeren), ⁄t is prôper (Melick), proper  prupper (Eigenbilzen), ps. de invuller noteert nog (ô) ergens boven, maar ik weet niet precies waar dat bij hoort of waar het tussen moet!  eï praoper wicht (Neer), rein: reen (Waubach), schoon: is al schaon (Montfort), van het bedpissen af (zijn): vàn ⁄t bèdpisse aaf (As), zich kunnen behelpen: het kan zich al behelpe (Bree), zindelijk: zindelijk (Born, ... ), zindelijk zeen (Ophoven), zindelijk zien (Oirlo), zindelik (Reuver), zindeluk (Maastricht), zindəlik (Hulsberg, ... ), zindələk (Venlo), zinnəlik (Montfort), zover zijn: dei es zoover (s-Gravenvoeren), zuiver: zeejver (Achel), zi-jver (Bree), ziever zie:n (Zutendaal), zuiver (Wellen), zuiver zijn (Alken), zuuver (Beesel, ... ), zuuver zien (Maastricht), zuuver zin (Beek, ... ), zuuvər (Kapel-in-t-Zand), zuver (Gronsveld, ... ), zuvər (Wijnandsrade), zuûv’r zeeën (Kaulille), zūūver (Amby), zūūvər (Meijel), ’t es al ziever (Eigenbilzen), ’t kleen is zeiver (Genk), gezegde: guuje miet bréker.  zuuver (Meijel), zuiver  ziever (Eigenbilzen) zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
zingen cantare (lat.): Brg.  kantërë (Tongeren), fluiten: fleite (Bree), flejte (As), fleute (Gulpen, ... ), fleuten (Houthalen, ... ), fleutjə (Meijel), fleutte (Eys), fleutə (Amstenrade, ... ), fleutən (Brunssum), flēūtə (Nieuwenhagen), fluete (Gronsveld, ... ), fluijtə (Sittard), fluite (Blerick, ... ), fluite(n) (Velden), fluiten (Beesel, ... ), fluitte (Geulle), fluitə (Gennep, ... ), fluitən (Urmond), fluten (Eksel), fläöte (Venray), flèùten (Noorbeek, ... ), flèùtjə (Meijel), flöte (Ten-Esschen/Weustenrade), flötə (Wijnandsrade), flø̄.tə (Eys, ... ), andere vogels  fleute (Oirsbeek), floot, v.e. nachtegaal  flödde (Hoensbroek), IPA, omgesp.  fløͅʔə (Kwaadmechelen), merel  fleete (Vlijtingen), merel, lijster  fluite (Venlo), ook: zènge  fleete (Bilzen), ve nachtegaal  fluiten (Wijlre), wwvorm:  fluit (Meijel), wwvorm: hij fluit  flöt (Eijsden), wwvorm: v.e. merel  fluit (Echt/Gebroek, ... ), keuteren: begin vh gezang ve vogel  keutere (Sittard), krinselen: krinsjele (Heerlen), krioelen: geluid van pas uit het ei gekomen vogels  krioeële (Venlo), kwetteren: wwvorm:  kwettertj (Echt/Gebroek), mooi fluiten: moi fluite (Oirlo), piepen: piepe (Klimmen, ... ), pipə (Rekem), pīpə (Loksbergen, ... ), v eksters  pīpə (Heijen), wwvorm: piepte  peep (Meerssen, ... ), wwvorm: v vogels  pieptj (Echt/Gebroek), pietje tiereliertje: aanmoediging tot zingen  pietje tierelietje (Venlo), roepen: rope (Klimmen), rollen: rolle (Gronsveld), schallen: sjalle (Waubach), scherwettelen: sjerwettele (Klimmen), scherwetteren: sjerwèttere (Sittard), schetteren: wwvorm: v vogels  sjettertj (Echt/Gebroek), schwettelen: wwvorm;  sjwettelde (Wijlre), sjielpen: sjiel(e)pe (Castenray, ... ), sjielpe (Klimmen, ... ), sjierpen: schirpe (Maaseik), sjierpe (Heerlen, ... ), sjirpde (Valkenburg), sjirpe (Sittard, ... ), wwvorm:  sjirptj (Echt/Gebroek), sjirpen: širəpən (Lommel), slaan: schlaon (Schimmert), sjlao (Heerlen, ... ), sjlaon (Haelen, ... ), sjlaoë (Gulpen), sjloa (Doenrade, ... ), sjloan (Doenrade, ... ), sjloon (Valkenburg), sjlooën (Schinnen), slaan (Sevenum, ... ), slaon (Blerick, ... ), slaoë (Gulpen), sloa (Vaals), sloan (Doenrade, ... ), sloon (Heer, ... ), alleen de boekvink  slēēt (Oirsbeek), alleen de vink  slōēn (As), alleen van boekvinken  sjlaon (Geleen), van vinken  sjluut (Heerlerbaan/Kaumer), ve nachtegaal  slaon (Montfort), wwvorm.  slaat (kwartel) (Meijel), wwvorm. sloeg; slaan ve vogel: met bepaalde regelmaat fluiten  sloog (Tegelen), wwvorm. v.e. vink  sleit (Venlo), slagen: vink, nachtegaal  slage (Venlo), stoolslag: subst.  stòòlslag (Sint-Truiden), stroddelen: eigenlijk: hakkelen, stotteren  sjtroddele (Sittard), tierelieren: tiereliere (Venlo), wwvorm.  tiereliert (Venlo), timmeren: het geluid dat mussen maken (sic)  tummere (Tegelen), tjateren: tšoͅətərə (Niel-bij-St.-Truiden), tjierpen: mus  tjierpe (Vlijtingen), tsjilpen: tše.ləpə (Borgloon), zingen: (zaengen) (As), `zeŋə (Gemmenich), senge (Eynatten), singe (Lontzen), zaenge (As, ... ), zaengen (Genk), zaengə (Guttecoven), zaĕngen (Hasselt), zainge (Eisden, ... ), zāēnge (Maaseik), zeenge (Herten, ... ), zeĕnge (Genoelselderen, ... ), zeiinge (Zepperen), zeinge (Borgloon, ... ), zenge (Alt-Hoeselt, ... ), zengen (Stokkem), zengke (Hoeselt), zeènge (Millen), zeïnge (Koninksem), zeŋə (Hamont), zeŋən (Lommel), zĕnge (Borgloon, ... ), zĕngen (Bilzen), zĕngke (Genk), zijnge (Gronsveld), zing (Peer, ... ), zinge (Beringen, ... ), zinge(n) (Tessenderlo), zingen (Bree, ... ), zingge (Geulle), zinghen (Lommel), zingt (Meijel), zingö (Stevensweert), zingə (Kapel-in-t-Zand, ... ), zinhen (Neerpelt, ... ), zink (Bree), zinke (Neerpelt, ... ), zinne (Hechtel), ziŋə (Kwaadmechelen, ... ), zīnge (Maastricht, ... ), zīngə (Heerlen), zĭnge (Hamont, ... ), zĭngen (Hamont), zōēnge (Maaseik), zynge (Gronsveld), zâinge (Mettekoven), zänge (Aubel, ... ), zèjnge (Borgloon), zènge (Berbroek, ... ), zèŋə (Meeswijk, ... ), zénge (Henri-Chapelle, ... ), zéngë (Tongeren), zênge (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), zìnge (Diepenbeek), zòngk (Beringen), zəngə (As), 17  zing! (Roermond), ??  zŏn (Genk), Hij kan schoon zingen.  zeͅŋə (Niel-bij-St.-Truiden), hij zingt  ə zøŋk (Rekem), kakanie, goudvink, sijsje  zinge (Venlo), klinkt bijna zoals zenge  zinge (Gelieren/Bret), moeilijk leesbaar  zeinge (Maaseik, ... ), n vergeten??  zeiige (Hoepertingen), na de ee staat bovenaan een kleine i geschreven  zeenge (Nieuwerkerken), nachtegaal  zeenge (Vlijtingen), NB zenger: zanger.  zinge (Tungelroy), NB zinges: zangavond, zangrepetitie.  zinge (Zolder), ook: fleete  zènge (Bilzen), Sub "Sterke werkwoorden".  zèngen (Uikhoven), tussen de e en de n staat bovenaan klein ei  zĕnge (Herk-de-Stad), Zingentére, al zingend.  zinge (Heerlen), zingen, een schone slag: ze zɛnge ene skoene slag (Jeuk) (Vervoegingen): [Zingen]. || [Muziek/zang]: Zingen. || fluiten || het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || kwetteren || kwetteren, tjilpen || kwinkeleren || leren zingen ve vogel || Lievelingsspel 5. [SND (2006)] || piepen [ZND m], [ZND m], [ZND m] || schetteren || Senge: Singen. || sjilpen || tierelieren || tjilpen [ZND m] || tsilpen || tsjirpen || zang ve vogel || Zing! || zingen || Zingen. [Willems (1885)] || Zingen: 1. [Zingen]. || Zingen: 1. Tonen voortbrengen met de stem. || Zingen: zingen. III-3-2, III-4-1
zingend geluid speelman: spølman (Gennep, ... ), spø̄lman (Ell, ... ), speelmannetje: spø̄jlmɛnǝkǝ (Horst) In l 246 sprak men van het speelmannetje en in l 164, l 246a en l 320 van de speelman wanneer de stenen goed gescherpt waren en dus goed liepen. [A 42A, add.; A 42A, 50 add.] II-3
zingende mis gezongen mis: gezaongen mès (Heers), gezoangen mes (Peer), gezoenge mis (Tessenderlo), gezonge mees (Vijlen), gezonge mes (Bocholt, ... ), gezonge mis (Roermond), gezonge mès (Eigenbilzen, ... ), gezongen mes (Peer, ... ), gezongen mis (Achel, ... ), gezongəmes (Loksbergen), gezoonge mès (Maastricht), gezoŋə mes (Meijel), gezònge mès (Kunrade, ... ), gezónge mès (Maastricht), gəzongə mès (Hoeselt), gəzongə mɛs (Schinnen), ing gezónge mès (Nieuwenhagen), ing gezónge mês (Waubach), liedjesmis: liedjesmis (Sevenum), mis met liedjes: mes mit leetjes (Horn), mis met liedjes (Tegelen), mis met samenzang: mès mit saame zangk (Geleen), mis met volkszang: mes met volkszang (Heel), mes met volkszangk (Weert), mes mit volkszang (Echt/Gebroek), mis met volkszang (Venlo), mis mit volkszang (Venray), mès met vōllekzaank (Maastricht), mès mèt vòlkszáánk (Maastricht), muziekmis: muziekmes (Meijel), volksmis: volksmis (Holtum), volkszangmis: volkszankmes (Ell), volkszankmès (Valkenburg), zangmis: zangmaes (Posterholt), zangmes (Opglabbeek), zangmès (Diepenbeek, ... ), zangmés (Zonhoven), zankmès (Hoepertingen), zaŋkmeͅs (Stokkem), zângmès (Schimmert), zingende mis: zaengende mēs (Sittard), zengende més (Eigenbilzen), zeŋəndə meͅs (Maasbree, ... ), zĕngende mēs (Boorsem), zingende mes (Baarlo, ... ), zingende mis (Linne, ... ), zingendje mes (Weert), zingjende mes (Geistingen), zingmis: n zingmès (Gulpen), zengmes (Ophoven), zeŋmēs (Montzen), zēēngmèès (Nieuwenhagen), zingmees (Epen), zingmes (Eksel), zingmès (Bocholtz, ... ), zingmés (Sweikhuizen) Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)] III-3-3