24132 |
braamsluiper |
strts:
sjtrèù.ts (L331b Boukoul)
|
braamsluiper (13 grauwbruin; graag in doornheggen; maakt doorzichtig sprietjesnest; zang begint met heel zacht muizegepiep en eindigt luider [juul-juul-juul-juul] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18034 |
braken |
braken:
brèè.ke (L331b Boukoul),
kotsen:
Vulgair.
kó.tsje (L331b Boukoul),
overgeven:
eu.vergèè.ve (L331b Boukoul),
spijen:
sjpieje (L331b Boukoul)
|
overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20732 |
bramenvlaai |
bramelenvlaai:
Syst. WBD
brao.meleflaaj (L331b Boukoul)
|
Bramenvla [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
brandhout:
brandjhout (L331b Boukoul)
|
Hoe noemt u het brandhout voor de kachel? (brandhout, stoofhout, kapittelhout) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
33983 |
brede buikriem |
buikriem:
būkrēm (L331b Boukoul)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
bręi̯dǫrsǝr (L331b Boukoul)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33710 |
breken van leem- of koffiebanken |
riolen:
trijōlǝ (L331b Boukoul)
|
Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b]
I-8
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄i̯ǝ (L331b Boukoul)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broek:
bruk (L331b Boukoul)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
kloek:
kluk (L331b Boukoul)
|
[N 19, 43b]
I-12
|