| 18744 |
broek |
boks:
boks (L331b Boukoul)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
| 33985 |
broekkettingen |
kettinkjes van de achterhaam:
kęteŋskǝs van ǝ axtǝrhām (L331b Boukoul)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
| 34342 |
bronstig |
breustig:
brø.stex (L331b Boukoul),
brø̄stex (L331b Boukoul)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
| 20710 |
broodje |
broodje:
Syst. WBD
breutjes (L331b Boukoul),
kadetje:
Syst. WBD
kadetjes (L331b Boukoul)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20670 |
broodpap |
broodpap:
Syst. WBD
broodpap’ (L331b Boukoul),
lammetjespap:
Syst. WBD
lem’kespap (L331b Boukoul),
stompelenpap:
Syst. WBD
sjtu.mpelepap (L331b Boukoul)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20706 |
broodpop |
buikmannetje:
Syst. WBD
bōē.kmenke (L331b Boukoul),
mikkenman:
Syst. WBD
mikkema.n (L331b Boukoul)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
⁄n bruu.dje (L331b Boukoul)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
| 17635 |
buik (spotnamen) |
huid:
hōē.d (L331b Boukoul),
pens:
pe.ns (L331b Boukoul)
|
buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 18139 |
buil op het hoofd |
buts:
buuts (L331b Boukoul)
|
buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
| 21766 |
buitendorpse |
vreemde:
vraemde (L331b Boukoul)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die niet in hetzelfde dorp wonen als u? [vreemde] [N 102 (1998)]
III-3-1
|