e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

Gevonden: 2513
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bil bats: bats (Boorsem, ... ) Een bil (bats, bil) [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9, III-1-1
billen vot: vǫt (Boorsem) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
binnenbeer binnenbeer: bęnǝbīɛr (Boorsem) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnentrap trap: trap (Boorsem) De trap die de verdiepingen in de molen verbindt. [N O, 49c; Sche 17] II-3
binnenzak binnenmaal: binəmāl (Boorsem) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bit gebit: gǝbē.t (Boorsem) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bivakmuts bivakmuts: bivakməts (Boorsem) bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)] III-1-3
blaar blaaster: bloester (Boorsem) blaar III-1-2
blaasbalg van het orgel blaasbalg: blāūsbalk (Boorsem) De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)] III-3-3
blaasontsteking het op de blaas hebben: Omschr.  `t op de blaos höbbe (Boorsem), kraaltjespis: krelkespis (Boorsem) Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis, krelkespis, kou op de blaas). [N 107 (2001)] III-1-2