33983 |
brede buikriem |
onderhulp:
o.ndǝrhø̜.lǝp (Q175p Riemst)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
brē.djasǝr (Q175p Riemst)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18786 |
breien |
strikken:
wêze strikke (Q175p Riemst)
|
Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18787 |
breinaald |
strikijzer:
strikezers (Q175p Riemst)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
brēūk (Q175p Riemst)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21205 |
briefkaart |
postkaart:
Mondelinge informatie RK
poskaot (Q175p Riemst)
|
postkaart, briefkaart
III-3-1
|
33840 |
briesen |
pruisen:
prō.sǝ (Q175p Riemst)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brøu̯ǝ (Q175p Riemst),
brø̄i̯ǝ (Q175p Riemst)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
25388 |
broeien |
broelingen afbranden:
brølǝŋǝ ǭfbjanǝ (Q175p Riemst)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
18744 |
broek |
broek:
bruk (Q175p Riemst)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|