e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
betrappen traperen (<fr.): trapeeren (Rotem) betrappen [ZND 32 (1939)] III-3-1
betrekken (lucht) zich toezetten: zät zex tuw (Rotem) dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] III-4-4
betten van een wonde wassen: wasschen (Rotem) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
beugeltas sacoche (fr.): žakoͅs (Rotem) tas, sierlijke ~ met beugel die men s zondags op de overrok draagt [beugeltes] [N 24 (1964)] III-1-3
beuk beuk: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  beuk (Rotem) beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3
beukennootje beuk: bøk (Rotem), bø͂ͅk (Rotem) beukenootje [ZND 01u (1924)] III-4-3
beurs, overrijp murg: møͅrx (Rotem), mərg (Rotem) beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)] III-2-3
bevruchten treden: trē.i̯ǝn (Rotem) Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal voerhoek: vōrhōk (Rotem), vōǝrōk (Rotem) De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c] I-6
bewolking wolken: woͅwkə (Rotem) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4