e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K315p plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
briesen pruisen: prø̜sǝn (Oostham) Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5] I-9
broeden, op eieren zitten broeden: bryǝn (Oostham) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broeder broeder: hij gaot nao school bij de broeders (Oostham) Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] III-3-3
broedhen klots: klots (Oostham) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broek achterlap: achterlap (Oostham), broekriem: broekriem (Oostham) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen broek: bruk (Oostham) broek [ZND 22 (1936)] III-1-3
broekspijp broekspijp: broekspijp (Oostham) Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] III-1-3
broer broer: 1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1  bruur (Oostham), cf. WNT s.v. "broeder - broêr", gewestelijk broêre, breur, bruur  brūūr (Oostham) broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broeder; dat is zijn broeder [ZND 08 (1925)] III-2-2
brompot grommelaar: grummölēr (Oostham), monker: ’n moenker (Oostham) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bron put: pyt (Oostham) Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8