33898 |
beervoetigheid |
achterkotig:
axtǝrkȳtex (L269p Blerick)
|
Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b]
I-9
|
20487 |
beet, hap |
beet:
beet (L269p Blerick),
flinke hap:
flinke hap (L269p Blerick),
hap:
hap (L269p Blerick)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18536 |
bef |
befje:
befke (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
chemisetje (<fr.):
sammezetje (L269p Blerick)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begêêrlik (L269p Blerick)
|
begeerlijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begêrig (L269p Blerick)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|
25559 |
beginnen te rijzen |
beginnen te gaan:
bǝgent tǝ gǭn (L269p Blerick),
gaan:
(het deeg) gęjt (L269p Blerick)
|
De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.]
II-1
|
32753 |
beginvoor bij het spitten |
beginvoor:
bǝgenvǭr (L269p Blerick)
|
Termen voor de eerste voor bij het spitten en woorden die in combinatie met een werkwoord de betekenis "beginvoor" hebben, vindt men ook in het voorgaande lemma. Voor deze benamingen zie men eveneens de lemmata betreffende de beginvoor of -voren bij het ploegen. [A 33, 18b]
I-1
|
32716 |
beginvoor, -voren |
aanwerk:
ānwɛrǝk (L269p Blerick)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
dodenmaal:
doëjemaol (L269p Blerick),
koffie:
de kooffie (L269p Blerick)
|
Benaming voor de maaltijd/het drankje dat nà de begrafenis werd gebruikt [VC 30 (1964)] || Is in uw omgeving het begrafenismaal bekend? Zoo ja, hoe noemt men het (groevenmaal, lijkmaal, grafmaal, uitigst, enz.)? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|