19221 |
zijn woede luchten |
zich afregen (<du.):
zich aafrege (Q019p Beek)
|
zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23360 |
zijpad |
zijpad:
ziepaad (Q019p Beek)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
tassenlok:
tesjelaok (Q019p Beek)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33602 |
zilveruitje |
sint-jansuntje:
sint Jansunke (Q019p Beek)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
18816 |
zin (lust) |
gaarne doen:
gaer doon (Q019p Beek)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20166 |
zindelijk |
droog:
dreug zin (Q019p Beek),
zuiver:
zuuver zin (Q019p Beek)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
baom (Q019p Beek)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25648 |
zoetstof voor peperkoek |
witte streep:
wetǝ šrǫap (Q019p Beek)
|
De diverse zoetstoffen die in het peperkoekdeeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. Vergelijk het lemma ''zoetstof voor taai-taai''. [N 29, 88b]
II-1
|
25644 |
zoetstof voor taai-taai |
honing:
honing (Q019p Beek)
|
De diverse zoetstoffen die in het taai-taaideeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. [N 29, 87b; N 29, 87; N 29, 87a; N 29, 88]
II-1
|
20283 |
zogen, voeden (overg.) |
laten drinken:
laote drèunke (Q019p Beek),
zogen:
zoge (Q019p Beek)
|
borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)] || gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)]
III-2-2
|