e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zand, zandgrond zand: zant (Beek) Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.] I-8
zandbank zandbank: zandbank (Beek) zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)] III-4-4
zandkorrel, korreltje zand korentje: è körke zand (Beek) zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zandsteen kunrader steen: køndǝr štęjn (Beek  [(zandsteen uit Kunrade)]  ) Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56] II-9
zaniken, zeuren zeveren: zeivere (Beek), zijvere (Beek) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] III-3-1
zedelijk slecht meisje fluit: fluit (Beek), loeder: loeder (Beek) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2
zeep zeep: ze deit don aafwèch nog ummer mih greun zijp (Beek) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeer blij uitgelaten: oetgelaote (Beek) zeer blij [frut] [N 85 (1981)] III-1-4
zeer warm weer heet (weer): heit (Beek) sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] III-4-4
zegel zegel: zēgǝl (Beek) Wasdeksel bij broed en honing. [N 63, 23b] II-6