33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zant (Q019p Beek)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
24967 |
zandbank |
zandbank:
zandbank (Q019p Beek)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korentje:
è körke zand (Q019p Beek)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
30152 |
zandsteen |
kunrader steen:
køndǝr štęjn (Q019p Beek
[(zandsteen uit Kunrade)]
)
|
Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56]
II-9
|
21403 |
zaniken, zeuren |
zeveren:
zeivere (Q019p Beek),
zijvere (Q019p Beek)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
fluit:
fluit (Q019p Beek),
loeder:
loeder (Q019p Beek)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18723 |
zeep |
zeep:
ze deit don aafwèch nog ummer mih greun zijp (Q019p Beek)
|
Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
19343 |
zeer blij |
uitgelaten:
oetgelaote (Q019p Beek)
|
zeer blij [frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25140 |
zeer warm weer |
heet (weer):
heit (Q019p Beek)
|
sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
28480 |
zegel |
zegel:
zēgǝl (Q019p Beek)
|
Wasdeksel bij broed en honing. [N 63, 23b]
II-6
|