e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q002p plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedroefd droef: ook materiaal znd 23,33  dreĭf (Hasselt), droevig: nen drejvigen apostel: Een trieste apostel, een weinig opgeruimd heerschap  drejvig (Hasselt), ook materiaal znd 23,33  dre˂vig (Hasselt), triestig: ook materiaal znd 23,33  tristig (Hasselt), z¯ès tristig omda eer ma gesto.rreven ès  tristig (Hasselt) droef [ZND 01 (1922)] || triest, treurig III-1-4
bedsprei bedsprei: beͅtsprēͅ (Hasselt), bèdspree (Hasselt), sprei: sprēͅi̯ (Hasselt) bedsprei [RND] || Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] III-2-1
beeld beeld: be.ltš (Hasselt), beeəld (Hasselt), bield (Hasselt) Beeld. [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-2
beeldhouwer beeldsteker: Kil. beeld-steker, sculptor; R. beeldsteker, vgl. Du. Bildstecher graveur.  bè.ldstië.ker (Hasselt) Beeldsnijder. III-3-2
beeldje postuurtje: Sub postuur.  postirke (Hasselt) Beeldje van gips e.d. III-3-2
beemd beemd: bamp (Hasselt), bāmp (Hasselt), bɛm (Hasselt), bɛmp (Hasselt), bɛmt (Hasselt), bɛ̄m (Hasselt) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8
been been: bein (Hasselt), bien (Hasselt, ... ), bī.n (Hasselt), bīn (Hasselt), bīŋkə (Hasselt) been [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)], [ZND m] III-1-1
been, beenderen been: bein (Hasselt), bien (Hasselt), biên (Hasselt), bīn (Hasselt, ... ), gebeente: gəbīntə (Hasselt), knook: kneek (Hasselt), kneuke (Hasselt), knook (Hasselt), knøk (Hasselt) beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)] III-1-1
beenderen op het kerkhof been (mv.): znd 21, 009c  bein (Hasselt), biên (Hasselt), bīēn (Hasselt), gebeente: znd 21, 009c  gəbīēntə (Hasselt), knoken: znd 21, 009c  kneuke (Hasselt), knook/knoken (ev./mv.?): znd 21, 009c  kneek (Hasselt) beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)] III-2-2
beervoetigheid (een) berepoot (hebben): bięrǝput (Hasselt), doorstaan: dø̄.rstǭ.n (Hasselt) Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b] I-9