e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q002p plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bal gehakt boulette (fr.): Syst. Frings Woord van jongste generatie dialectsprekers (15-17 jaar).  buleͅt (Hasselt), frikadel: Fr. fricadelle  friekkadél (Hasselt), Syst. Frings  frekədɛl (Hasselt, ... ), frikadeͅl (Hasselt) Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)] || gehaktbal III-2-3
balans warsschei: wi̯āssxē (Hasselt) Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.] I-13
balein balein: ba`lēn (Hasselt), baleͅn (Hasselt), bəlēͅn (Hasselt) balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balken van de zolder boven de dorsvloer leghout: lęxǭt (Hasselt), leghouter: lęx(h)ǭtǝr (Hasselt), sinkelhouter: siŋkǝl(h)ǭtǝr (Hasselt) De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.] I-6
balkenbrij balkenbrij: Syst. Frings Zonder vel rond + met stukjes spek  balkəbrē (Hasselt), kruipuit: Syst. Frings  krəbø.t (Hasselt) Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
balletje bij het bikkelen kabas: kabas (Hasselt) Het balletje of de knikker. [N R (1968)] III-3-2
balspel paalbal: Ss. sub paal.  poa.lba.l (Hasselt) *Paalbal, soort balspel aan een paal. III-3-2
bananenvlaai bananenvlaai: benannevla͂.j (Hasselt) bananenvlaai III-2-3
band, lint band: bant (Hasselt), lint: lent (Hasselt) Lintvormig weefsel van katoen, linnen, fluweel enz. ter afboording, versiering of versteviging. [N 62, 58d; N 62, 58c; Gi 1.IV, 55; Gi 1.IV, 56; monogr.] II-7
banden banden: bān (Hasselt), pezen: pēzǝ (Hasselt) Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a] I-11