e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q002p plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
appeltaart appelvlaai: Syst. Frings  apəlvlai̯ (Hasselt), apəlvla͂i̯ (Hasselt), gozte (wa.): Syst. Frings  goͅzeͅt (Hasselt) Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)] III-2-3
appeltaartje appelvlaaitje: Syst. Frings  apəlvla͂i̯kə (Hasselt), klein vlaaitje: klein vlaaike (Hasselt), Syst. Frings  klē vla͂i̯kə (Hasselt), taartenpom: tartepom (Hasselt), taartenpommetje: in tartepommeke (Hasselt), Syst. Frings D-vormig - toe  tartəpoͅŋskə (Hasselt), tartelet: Syst. Frings  tartəleͅt (Hasselt) Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)] || een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)] III-2-3
appelvink appelvink: apəvēͅŋk (Hasselt) appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)] III-4-1
appelvlaai appelenvlaai: appelevla͂.j (Hasselt) appelvlaai III-2-3
aprilgrap aprilvis: apri.lvès (Hasselt), Gall.  apri.lvès (Hasselt) Aprilgrap: *Aprilvis. || de onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad] [N 112 (2006)] III-3-2
architraaf chambranle: šambráŋ (Hasselt), šavráŋ (Hasselt) Zie kaart. Omlijsting van een raam- of deurkozijn, doorgaans in de vorm van een geprofileerde lat. In de eenvoudigste vorm bestaat de architraaf uit een koplat die op het kozijn wordt gespijkerd. Meestal wordt er echter een platstuk aan toegevoegd dat met de koplat een geheel kan uitmaken of ook wel afzonderlijk met een sponning in de koplat wordt gewerkt. Wanneer de architraaf breder is dan het kozijnhout, worden in de muur architraafklossen gemetseld waartegen de architraaf kan worden vastgezet. [N 55, 20; N 55, 145; monogr.] II-9
aren lezen oogsten: ustǝ(n) (Hasselt), uǝstǝ (Hasselt), ūstǝ(n) (Hasselt) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4
arend van de zeis ang: ãŋ (Hasselt) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armband armband: ermband (Hasselt, ... ), ärmbānt (Hasselt), bracelet (fr.): brajelèt (Hasselt), brasəlet (Hasselt), inne bracelet (Hasselt), ’n brazelèt (Hasselt), Fr. bracelet.  brace`lèt (Hasselt) armband || armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)] III-1-3
arme mens arme mens: innen erme mins (Hasselt), n erme mins (Hasselt), nen erme mins (Hasselt), nen erme minsch (Hasselt), nen erreme mins (Hasselt), nən ärmə mens (Hasselt) een arme mens [ZND 32 (1939)] III-3-1