e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q002p plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
angst schrik: ne schriek pakke: hevig schrikken  schriek (Hasselt) schrik III-1-4
anjelier anjelier: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  andjelier (Hasselt), giroffel: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  jeroffel (Hasselt), kernoffel: kernoeffels (Hasselt), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  kernoeffel (Hasselt) Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) anjelier: -  andjəli:r (Hasselt), genoffel: dzjenóefel (Hasselt), kernoeffel (Hasselt, ... ), -  kernuffel (Hasselt), 4x  kərnuffel (Hasselt), 5x  karnuffel (Hasselt), \'anjer\' (additie voor Q 002, in vragenlijst N92/P 219)  kernoefel (Hasselt, ... ), anjelier  kərnufəl (Hasselt), geroffel: -  zərofəl (Hasselt) anjer [N 92 (1982)] || tuinanjer III-2-1
anker anker: aŋkǝr (Hasselt) Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.] II-9
appel, algemeen appel: appel (Hasselt, ... ), apəl (Hasselt, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)] [ZND m] I-7
appel, overige soorten appel: appel (Hasselt), àppel (Hasselt), eysdens klompje: mv. sabots dEisden; appels met een klompvormig knotsje aan het staartje  (èèz(d)es)kli.m(p)kes (Hasselt) appel || sabots dEisden I-7
appelbol appelbeignet: appel-benjès (Hasselt), apəlbeͅnjeͅs (Hasselt), appelbol: Syst. Frings  apəlboͅl (Hasselt), appelenkoek: appellekoek (Hasselt), beignet (fr.): begniĕt (Hasselt), kattekop: kattekop (Hasselt, ... ), Syst. Frings Met volledige appel  katəkoͅp (Hasselt), trol: Syst. Frings  troͅl (Hasselt), Syst. Frings Met volledige appel  troͅl (Hasselt) appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)] || appelbol || Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)] || appelbol, geboorde appel met suiker en kaneel opgevuld, omhuld met een laag banketdeeg en in de oven gebakken || appelen waarrond men deeg doet en die dan in de oven gebakken worden [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
appelflap taarte-pom: tartepóng (Hasselt) appelflap III-2-3
appelmoes appelmoes: appelmowəs (Hasselt), appelspijs: appelspèès (Hasselt), Syst. Frings  apəlspēͅs (Hasselt), compte: kompot (Hasselt), kompót (Hasselt), koͅmpoͅt (Hasselt), Syst. Frings  koͅmpoͅt (Hasselt, ... ), frats: frats (Hasselt), spijs: spijs (Hasselt), sprits: het dun van appelmoes  sprits (Hasselt) appelmoes [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)] || Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || het dun van appelmoes III-2-3
appelstroop appelenstroop: apǝlǝstrūp (Hasselt) Stroop, gemaakt van appelen. [N 57, 34b; N 57A, 6; N 38, 2; monogr.] II-2