e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L378p plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziekte krankte: krĕnkte (Stevensweert) ziekte [SGV (1914)] III-1-2
ziel ziel: Opm. tweeklank.  zéĕl (Stevensweert) ziel [SGV (1914)] III-3-3
zien, kijken kijken: kieke (Stevensweert), zien: zēēn (Stevensweert) kijken [SGV (1914)] || zien [SGV (1914)] III-1-1
zijaltaar zijaltaar: ziealtaor (Stevensweert) In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijde zij: zīē (Stevensweert) Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] III-1-1
zijden omslagdoek sjaalplag: sjaalplak (Stevensweert) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3
zijladder leiers: lęi̯ǝrs (Stevensweert) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijladders van de oude kar ledders: lęi̯ǝrs (Stevensweert) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3
zijn neus snuiten snoeven: snōēve (Stevensweert) snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)] III-1-2
zijpad zijpad: ziepaad (Stevensweert) Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3