e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
completen completen (<lat.): komplete (Obbicht) De completen, namiddagdienst die op hoogfeesten en/of aan het einde van aanbiddingsdagen in aansluiting op de vespers werd gehouden en die vaak gevolgd werd door de lof- en dankhymne "Te Deum laudamus". [N 96B (1989)] III-3-3
compost afvalmest: āf˲val[mest] (Obbicht) Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.] I-1
concert concert (<fr.): conzert (Obbicht) concert [SGV (1914)] III-3-2
congregatie congregatie: konkergaasie (Obbicht) congregatie [SGV (1914)] III-3-3
consecratie halvermis: hauvermès (Obbicht) De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)] III-3-3
credo credo (lat.): credo (Obbicht) De gebeden of gezongen geloofsbelijdenis, het Credo. [N 96B (1989)] III-3-3
cultivator, extirpator cultivator: køltǝvātǝr (Obbicht), extirpator: ɛkspātǝr (Obbicht  [(met houten frame, zwaarder dan de cultivator]  ) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) echel: WBD  echel (Obbicht), praam: praam (Obbicht) daas (paardenvlieg) [SGV (1914)] || paardenbloedzuiger, algemeen voorkomend in sloten, geen bloed zuigend [N 26 (1964)] III-4-2
dagmissaal missaal: missaal (Obbicht) Een kerkboek met misgebeden voor alle dagen van het kerkelijk jaar [dagmissaal?]. [N 96B (1989)] III-3-3
dak dak: dāk (Obbicht) Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.] II-9