e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoethout zoethout: zeuthout (Meerssen) zoethout [SGV (1914)] III-2-3
zolder zolder: zoͅldər (Meerssen) zolder [SGV (1914)] III-2-1
zolder boven de dorsvloer overden: ø̜̄vǝr[den] (Meerssen), overste deel: ø̄vǝrštǝ dɛl (Meerssen) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zomen zomen: zø̜jmǝ (Meerssen) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7
zomerkleren zomerkleren: somerkléjer (Meerssen), zomerkleier (Meerssen) zomerkleren [N 23 (1964)] || Zomerkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
zon- en feestdagen feestdagen: fiestdaag (Meerssen) Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)] III-3-3
zondagmissaal zondagsmissaal: zoondagsmessoal (Meerssen) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zondagschender zondagsschender: zoondagsjenner (Meerssen) Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)] III-3-3
zondagse kleren `s zondagskleren: sondeskléjer (Meerssen), goede kleren: gooi kleier (Meerssen) De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)] || zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zonde zonde: ein zung (Meerssen), zung (Meerssen) Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] || zonde [SGV (1914)] III-3-3