e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q099p plaats=Meerssen

Overzicht

Gevonden: 3341
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zich inbeelden zich inbeelden: inbeelle, zich (Meerssen) inbeelden, zich [SGV (1914)] III-1-4
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor naar de pastoor gaan: nao de pestoir goon (Meerssen) Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)] III-3-3
zich verslikken zich verslikken: zich versjlikke (Meerssen) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3
zicht zicht: zex (Meerssen) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
zichter zichter: zextǝr (Meerssen) Degene die de zicht en de pikhaak hanteert. [JG 1a; monogr.] I-4
ziek krank (du.): krank (Meerssen) ziek [SGV (1914)] III-1-2
ziekenzuster krankenzuster: un krankezuster (Meerssen) Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)] III-3-3
ziekte krankte: krenkde (Meerssen) ziekte [SGV (1914)] III-1-2
ziel ziel: de zieël (Meerssen), zêêîl (Meerssen) De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)] || ziel [SGV (1914)] III-3-3
zielenheil zielenheil: t zieëlleheil (Meerssen) Het zieleheil. [N 96D (1989)] III-3-3