e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L164p plaats=Gennep

Overzicht

Gevonden: 4879
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binnendeur tussen woonhuis en stal deeldeur: dē̜ ̞ldø̄r (Gennep) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenplaats plaatsje: plaatsje (Gennep) Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)] III-2-1
binnenroede borst: borst (Gennep) De roede die zich het dichtst bij de molenromp bevindt. [N O, 1b; N O, 6c] II-3
binnensmonds praten door zijn tanden praten: dör zien táánd praotə (Gennep) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1
binnenstebuiten krang: krang (Gennep), kráng (Gennep), Opg. krang(s). B.v. Hïj haj eene kows krang ân.  krang (Gennep), krangs: krangs (Gennep), Opg. krang(s).  krangs (Gennep) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] || krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)] || links, binnenste buiten III-1-3
binnenzak binnentas: binnetés (Gennep) binnenzak III-1-3
bioscoop bioscoop: bijəskōp (Gennep) Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)] III-3-2
biscuit biscuit: beskwi (Gennep) Eenmaal gebakken, ongeglazuurd aardewerk. [N 49, 94b; monogr.] II-8
bit gebit: gǝbet (Gennep), stang: staŋ (Gennep) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen gebitsringen: gǝbetsreŋǝ (Gennep) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10