e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117p plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woede gift: gĭf (Nieuwenhagen), kwadigheid: kaodighēēt (Nieuwenhagen), wut (du.): wōēët (Nieuwenhagen) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woeker knijt schrijven: knĭĕt sjrīēëvə (Nieuwenhagen), met dubbele?: mit dŏĕbələ (Nieuwenhagen) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen woelen: wūūlə (Nieuwenhagen) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: gōōnstig (Nieuwenhagen) de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] III-4-4
woest, wild rijden broezen: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  brōēzə (Nieuwenhagen) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wolkenbank bank: bank (Nieuwenhagen) lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4
wolschaap wolschaap: wolšǭp (Nieuwenhagen) Schaap van een ras dat vooral goed is voor de wol. [N 77, 1g] I-12
wonde wonde: wong (Nieuwenhagen) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonderen doen wonderen doen: wónder dōēë (Nieuwenhagen), wóngere doeë (Nieuwenhagen) Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)] III-3-3
wonen nesten: nistə (Nieuwenhagen), nestje hebben: nèstəkə (Nieuwenhagen) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] III-4-1