e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L210p plaats=Venray

Overzicht

Gevonden: 6060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijenkleed bijenkleed: bejǝkliǝt (Venray) Dichte bezetting van haren op het lijf van de bij. Wanneer de bij in een bloem kruipt om nectar te puren, strijken deze stijve haren langs de helmknopjes en de bij wordt met stuifmeel bestrooid. [N 63, 44a] II-6
bijenkorf bijenkaar: bējǝkār (Venray), bijenkorf: bejǝkø̜rf (Venray), bējǝkø̜̄rǝf (Venray), kaar: kār (Venray), korf: kø̜rf (Venray) Korf waar een imker bijen in houdt. Zie ook het lemma ɛbijenkorfɛ in wld II.6, pag. 9-11. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 40, 102; monogr.] || Van roggestro of buntgras gevlochten korf voor bijen. Het houden van bijen in korven is de ouderwetse vorm, ook wel de vaste bouw genoemd. De kast heeft de korf tegenwoordig veelal vervangen. Men spreekt dan van losse bouw (De Roever, pag. 149). De korf werd meestal met dikke, brede windingen gevlochten van met de hand gedorst stro, bijeengehouden door Spaans riet of voorheen ook wel gespleten braamtakken of dennenwortels of soms wilgetakken. Er bestaat een grote verscheidenheid aan soorten korven: grote en kleine, hoge en lage, korven met één of twee vlieggaten, met en zonder spongaten die het voeren moeten vereenvoudigen. Voor al die korven geldt echter dezelfde bedrijfswijze als die met korven van het Drents model. De ronde strokorf van Drente heeft een doorsnede van ± 40 cm bij een ongeveer gelijke hoogte. Ter bescherming tegen koude en regen of ook wel ter versteviging van oude korven besmeert men de korf, hetzij van buiten hetzij van binnen, met leem of kleiaarde, vermengd met gerstekaf of koemest met as of kalk. Soms wordt de korf met bunt of smelen overdekt. [N 63, 2a; N 63, 1a; N 63, 8; L 1a-m; L 1u, 13; L 16, 7; S 3; JG 1a + 1b; Ge 37, 12; A 9, 4; N 40, 137; monogr.] II-12, II-6
bijenoorlog afmaken: afmākǝ (Venray) Strijd tussen bijenvolken. Het roven kan tot gevolg hebben dat twee en meer bijenvolken elkaar gaan bestrijden. Soms doen alle volken van een bijenstand er aan mee en woedt er een totale veldslag. [N 63, 67b] II-6
bijenpijp bijenpijp: bejǝpīp (Venray) Algemene benaming voor de pijp die de imker gebruikt om de bijen te kalmeren en het steken te verhinderen bij de behandeling. [N 63, 76a; N 63, 76b; monogr.] II-6
bijenvolk bij: bej (Venray), bijenvolk: bejǝvǫlk (Venray) Bijenkolonie of bijenstaat. Een bij, zowel de koningin als de werkbij als de dar, leeft uitsluitend in en voor een gemeenschap, ook wel het bijenvolk genoemd. Het aantal volwassen bijen dat een volk uitmaakt, schommelt tussen 20.000 en 80.000. Hierbij zijn de jonge bijen niet inbegrepen. [N 63, 29e; Ge 37, 6; monogr.] II-6
bijkeuken, achterkeuken achterkeuken: echterkeuke (Venray), goot: goot (Venray, ... ), stort: stort (Venray, ... ) achterkeuken || bijkeuken || soort achterkeuken III-2-1
bijknippen v bloemen bijtoppen: beejtöppe (Venray) bijknippen v bloemen III-2-1
bijldrager van de schutterij bijlenman: bieleman (Venray) Bijldrager. Lid van de schutterij die een namaakbijl als wapen over zijn schouder draagt. III-3-2
bijleggen bijlappen: beejlàppe (Venray), bijleggen: bi-j legge (Venray), bijleggen (Venray), ⁄t bijlegge (Venray), klare kanten maken: klaor kânte make (Venray), lappen: lappen (Venray), lāpə (Venray), Var. beejláppe.  láppe (Venray) 1. Bijleggen, bijpassen (in geld). || 1. Geld bijeen leggen, in een pot bij leggen. || een ruzie, een onenigheid bijleggen of oplossen [schavelen] [N 85 (1981)] || Extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen]. [N 88 (1982)] III-3-1, III-3-2
bijweg binnendoor (bw.): binnedur (Venray) een weg die niet de hoofdverbinding vormt (bijweg, remel) [N 90 (1982)] III-3-1