24468 |
beukennootje |
beukennootje:
būkenutje (L210p Venray)
|
beukenootje
III-4-3
|
22159 |
beul |
beul:
de beul (L210p Venray)
|
Bij gepaarde duiven spelen op de jaloersheid door bij de duivin een andere doffer te plaatsen dan de partner (de beul)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21023 |
beurs |
staanplaatsen:
staonplatse (L210p Venray)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
buikziek:
boekzīēk (L210p Venray),
buk˃zīk (L210p Venray)
|
beurs, overrijp || beursch (de peer is ~) [SGV (1914)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
een kindje krijgen:
n kiendje kriege (L210p Venray),
in de kraam vallen:
oorspronkelijke betekenis: tent waarin vrouwen, die met het leger meetrokken, konden bevallen
ien de kraom valle (L210p Venray),
kindje krijgen:
kīēndje krīēge (L210p Venray),
kramen:
alleen gebruikt in de zin: "zij is aan het kraome
kraome (L210p Venray)
|
bevallen || Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (L210p Venray, ...
L210p Venray),
bevolen (volt.deelw.):
dat is bevoole (L210p Venray)
|
bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
bestellen:
bestelle (L210p Venray, ...
L210p Venray),
bevelen:
bevaele (L210p Venray),
dat is bevoole (L210p Venray),
verordonneren:
verordeniere (L210p Venray),
verordonneren (<fr.):
verordeniere (L210p Venray)
|
bevelen || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)] || iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
razelen:
rāzǝlǝ (L210p Venray)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wiereke (L210p Venray)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25231 |
bewolking |
bewolking:
bewolking (L210p Venray)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|