18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begriepe (L210p Venray),
begrip hebben:
gōēd begrip hebbe (L210p Venray),
omvatten:
umvatte (L210p Venray),
snappen:
snāəppe (L210p Venray),
verstaan:
verstaon (L210p Venray)
|
begrijpen || begrijpen, beseffen || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
belul:
belul (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
besef:
besef (L210p Venray),
bezei:
bezeej (L210p Venray)
|
benul, notie || besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || verstand, begrip
III-1-4
|
22669 |
beiaard |
carillon (fr.):
karielon (L210p Venray)
|
Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22906 |
beieren |
luiden:
de klokke luuje (L210p Venray),
klokke luuje (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] || Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31305 |
beitel |
beitel:
bęjtǝl (L210p Venray)
|
De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.]
II-12
|
31904 |
beitelarend |
heftijzer:
heft˱īzǝr (L210p Venray)
|
Het spits uitlopende deel van het beitelblad dat in het beitelhecht wordt bevestigd. Zie ook afb. 63d. [N 53, 34e; L 45, 12b; A 14, 12b]
II-12
|
24301 |
bek |
muil:
moel (L210p Venray),
Veldeke 1979 nr. 1
moel (L210p Venray),
WLD
moel (L210p Venray)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] || muil, bek
III-4-2
|
21776 |
bekakt persoon |
kakdoos:
zo iemand is dat
kakdoeēs (L210p Venray)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21777 |
bekakte praat |
kak:
kak (L210p Venray),
kale kak:
kale kák (L210p Venray)
|
taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19324 |
bekakte praat /bekakt praten |
kak:
kak (L210p Venray),
kale kak:
kale kák (L210p Venray)
|
taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|