e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L210p plaats=Venray

Overzicht

Gevonden: 6060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bandschort met borststuk scholk: scholk (Venray, ... ) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
banen vast veen dijken: dikǝ (Venray) Banen van vast veen waarover het vervoer gaat. Men laat ze ook zitten als waterwering. [I, 60] II-4
bang angstig: engsteg (Venray), bang: baəng zien (Venray), schouw: schouw (Venray), schòw (Venray) angstig || een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik bangerik: bangerik (Venray, ... ), bangeschijter: bánge schieter (Venray), schijtboks: schietbòks (Venray), schijterd: schieterd (Venray), schijthuis: en schiethuus (Venray), schiethuus (Venray, ... ), schijtkeutel: enne schietkeutel (Venray), schietkeutel (Venray), schijtkont: schietkoont (Venray), schijtlaars: d⁄n scheitlaars (Venray), schietlaars (Venray), schouwe, een -: schouwe (Venray), schouwerik: schòwwerik (Venray), wezel: de wezel (Venray) bang om iets te doen, niet durven doen [aarzelen, twijfelen, tukken, treuzelen, teutelen, draaien] [N 85 (1981)] || bang persoon || bangerik || bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] || bangerik, angsthaas || iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4
bank bank: baŋk (Venray) Laag turf van één turf lang en diep tot op de bodem over de breedte van de veenkuil. [I, 52] II-4
bank maken bank korten: baŋk kortǝ (Venray) Het snijden van een bank turf. [I, 53] II-4
bank van lening bank: baank (Venray) de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)] III-3-1
banken laten zitten dijken laten zitten: dīkǝn lǭtǝ zetǝ (Venray) Veenbanken laten zitten als bescherming tegen het water. [I, 62] II-4
bankhamer bankhamer: baŋkhāmǝr (Venray  [(hamer met pen en ronde baan)]  ) Kleinere hamer met vierkante of ronde kop en pen die door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het bankwerk. Zie ook afb. 150a-c. [N 33, 56; N 33, 67; N 64, 39a; N 66, 6a; N 66, 7c; monogr.] II-11
barbeel snorrekater: bruin gevlekte vis van ong 15 cm.  snorrekater (Venray) barbeel (witvis) III-4-2