18605 |
balein |
balein:
belien (L210p Venray)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
ij= i+j
ballekebrij (L210p Venray),
brij:
breei (L210p Venray),
breej (L210p Venray),
brĕĕj (L210p Venray),
kruipuit:
meer naar de kanten van Horst
kroepōēt (L210p Venray)
|
balkenbrij [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-3
|
30426 |
balklaag, roostering |
zolderribben:
zǫldǝrrebǝ (L210p Venray)
|
De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.]
II-9
|
19351 |
balorig |
gekopt:
kort met trema op de o
gekŏpt (L210p Venray),
koppig:
kuppig (L210p Venray),
steens:
stens zien (L210p Venray),
teuterig:
teuterig (L210p Venray)
|
baloorig [SGV (1914)] || niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23039 |
balspel |
stoepranden:
Een spel voor twee personen, die tegenover elkaar op het trottoir staan. Met een bal moet nu tegen de rand van het trottoir gegooid worden, zodat deze terug springt en opgevangen kan worden. Men mag niet op de straat komen om de bal op te vangen. Komt de bal voor de rand terecht of wordt deze eroverheen geworpen, dan is de beurt voorbij en mag de andere werpen. Iedere rake gooi telt voor éen punt. De hoogte van het winnend getal wordt van tevoren afgesproken.
stoeprande (L210p Venray)
|
Balspel.
III-3-2
|
30422 |
baluster |
trappespijl:
trapǝspil (L210p Venray),
trapspijl:
trapspil (L210p Venray)
|
Spijl van een trapleuning. [N 55, 138; monogr.]
II-9
|
17716 |
balzak |
zak:
zak (L210p Venray)
|
balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
32309 |
band |
reep:
riǝp (L210p Venray)
|
In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.]
II-12
|
23592 |
bandelier van de suisse |
sjerp:
sjerp (L210p Venray)
|
De bandelier van de suisse waarop de woorden: Eerbied in Gods huis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21297 |
bandiet |
bandiet:
bandiet (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
bandiet [SGV (1914)] || een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)]
III-3-1
|