e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte bes paardsberen: pèèr(d)sbiere (Genk), =zwarte aalbessen  pèèr(d)sbiehre (Genk) zwarte aalbes I-7
zwarte bladluis smeelber: smielber (Genk) bladluis III-4-2
zwarte kraai, kraai kraai: krae (Genk), krē (Genk), krēͅ (Genk), geen fon.doc.  kraai (Genk) kraai [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-1
zwarte nachtschade nachtschaal: achsjoal (Genk), na:xtšōͅ:l (Genk), naxtšǭl (Genk) nachtschade || nachtschade, onkruid || Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.] I-5, III-4-3
zwarte staar maanoger: mōnēgǝr (Genk) Deze vorm van staar, waarbij het netvlies en de oogzenuw verlamd zijn, openbaart zich door blindheid en onbeweeglijkheid van de pupil bij verschillend licht. Het oog behoudt wel zijn natuurlijke kleur, vorm en glans, zodat een leek de kwaal gewoonlijk niet of eerst laat vaststelt, maar de kenner ontdekt haar aan de strakke uitdrukking van het paard met "staande ogen" en de onbeweeglijkheid van de pupil. [A 48A, 39b; N 52, 26] I-9
zwavel, sulfer solfer: sǫlfǝr (Genk) Lichtgele, licht ontvlambare chemische stof waarvan de bij verbranding vrijkomende dampen dodelijk zijn voor de bijen. [N 63, 78c; JG 1b; Ge 37, 209] II-6
zwavelbloem solferbloem: sǫ.lfǝrblum (Genk) Lichtgeel poeder van fijne zwavel. Zwavelbloem smelt men op zacht vuur. In de vloeibare zwavel steekt men een kaart. Men trekt die eruit en laat de zwavel verharden. Men steekt de kaart met zwavel op een stuk hout en steekt dit stuk in brand onder de korf. Door de zwavelreuk worden de bijen gedood (Lhoest, pag. 68). [N 63, 77d; JG 1a+1b] II-6
zwavelkaart solferkaart: sǫ.lfǝrkǭ.rt (Genk), sǫlfǝrkǭrt (Genk) Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.] II-6
zwavelstok kennepstok: kɛnəpstoͅk (Genk) zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)] III-2-1
zweefmolen zwengeltjes (mv.): NB zwingele: zwieren.  zwingelkes (Genk) Zwingelmolen op de kermis. III-3-2