e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijkanten van een peperkoek korsten: korsten (Genk) Het woordtype "kantkoek" duidt waarschijnlijk op "repen koek" die men van de zijden van gebakken koekdeeg afsnijdt om dit rechthoekig te maken. [N 29, 94c] II-1
zijladder ledders: lędǝrǝ (Genk) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijladders van de oude kar ledders: lɛdǝrǝ (Genk) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3
zijwand berd: bert (Genk), kant: kant (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]), karplanken: kārplɛ.ŋk (Genk), zijplanken: zęi̯ plɛ.ŋk (Genk), zęi̯plɛŋk (Genk) De zijwand van een ruimte in de ondergrondse werken. De woordtypen "ondenlangsstoot", "onderlangsstoot", "ovenlangsstoot" en "overlangsstoot" (Q 121) zijn van toepassing op de zijwand van een galerij. Omdat de steenkoollaag gewoonlijk een zekere hoek maakt met het horizontale vlak, is de afstand van de laag tot het dak van de galerij aan de ene zijwand groter dan aan de andere. De wand waarin die afstand het grootst is, noemt men de "ondenlangsstoot" of "onderlangsstoot", de andere de "ovenlangsstoot" of "overlangsstoot" (Lochtman pag. 72). [N 95, 197; monogr.; Vwo 496] || Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13, II-5
zilvervisje zilverlingetje: zilverlinkskes (Genk) zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)] III-4-2
zindelijk zuiver: ’t kleen is zeiver (Genk) zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 115 (2003)] III-2-2
zingen zingen: zaengen (Genk), zĕngke (Genk), zänge (Genk), zènge (Genk), ??  zŏn (Genk) III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || Zingen. [Willems (1885)] III-3-2
zitbank bank: baŋk (Genk, ... ) bank || op het eind van de bank [ZND 34 (1940)] III-2-1
zitten zitten: zeͅtə (Genk), zitte (Genk), zitə (Genk) zitten [ZND 46 (1946)] III-1-2
zitvlak van een broek bodem: bodem (Genk), kruis: kruis (Genk) het kruis van de broek (zolder, kont, kruis, schreej enz.) [N 59 (1973)] III-1-3