e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaalrug zaalrug: zǭlręx (Genk) Zwak ingebogen of doorgezakte rug bij een paard, dat wellicht te vroeg werd ingespannen. [N 8, 12 en 90q] I-9
zachtharige bezem keerborstel: kiərboͅrstəl (Genk) bezem, zachtharig, waarmee men binnenshuis stof bijeenveegt (veger) [N 20 (zj)] III-2-1
zadeldak spits dak: spets˱ dǭk (Genk), zadeldak: zǭldǭk (Genk) Dak in de vorm van twee gelijkhellende, rechthoekige dakschilden, die in de nok samenkomen. [N 4A, 22; N 54, 170b; div.] II-9
zadelmaker haammaker: hǭmmę̄kǝr (Genk) Ambachtsman die zadels, paardetuig en ook ander leerwerk vervaardigt. [monogr.] II-10
zagen zegen: zē̜gǝ (Genk) In het algemeen werken met een zaag. Zie ook het lemma ɛzagerɛ.' [N 50, 88; N 53, 21a; monogr.] II-12
zak in kledingstuk maal: maol (Genk, ... ), tas: tesch (Genk) vestzak || Zak in een kledingstuk [zak, tes, maal] [N 114 (2002)] III-1-3
zak met klep maal met klep: mōāl met klap (Genk) een zak met een klep [N 59 (1973)] III-1-3
zakdoek maalneusdoek: mōlnisdŏk (Genk), maalplag: moalplag (Genk) Neusdoek. [ZND 05 (1924)] || zakdoek III-1-3
zakdoek: pochette stoefertje: [Van Dale: stoefer -> stoefzakdoek, <gew.> pochet]  stófferke (Genk) pronkzakdoekje III-1-3
zakhorloge raap: roap (Genk) Zakhorloge. Uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [uur, knol, raap] [N 114 (2002)] III-1-3