e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuchten mommereren: moͅmərēͅrə (Bocholt) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuigen: zy(3)̄gə (Bocholt) zuigen III-2-3
zuigfles papfles: papfles (Bocholt), tutterfles: tutterfles (Bocholt) zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 115 (2003)] III-2-2
zuiveren rijzen: risǝ (Bocholt) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zult, preskop geperste kop: Gehakt en geperst vlees van b.v. een varkenskop  geperzde kop (Bocholt), geperste hoofdkaas  gəpɛrzdə kop (Bocholt) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || preskop III-2-3
zure oprisping zuur: ət zōr heͅbə (Bocholt) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuster non: non (Bocholt), zuster: zuster (Bocholt) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster [ZND 04 (1924)] III-2-2, III-3-3
zusters penitenten grauwe zusters: grauw zusters (Bocholt) De Zusters Penitenten [graw begiêne]. [N 96D (1989)] III-3-3
zuur oprispen het zuur hebben: ət zōr heͅbə (Bocholt) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuurdeeg desem: dē̜sǝm (Bocholt), zuurdesem: zōrdęjsǝm (Bocholt) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1