e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zondagsziekte maandag(s)ziekte: mǭi̯ndē̜xzēkdǝ (Bocholt), zondag(s)ziekte: zonē̜xszēkdǝ (Bocholt) Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.] I-9
zonde zonde: zònde (Bocholt) Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
zonder opzet niet met opzet: nēt mät opzät (Bocholt) zonder bedoeling [ZND 34 (1940)] III-1-4
zool zool: zǭl (Bocholt) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zool van een schoen zool: zaol (Bocholt) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolbeslag lap: lap (Bocholt) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoom zoom: zǫwm (Bocholt) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoom in de huif schuif: šyf (Bocholt) Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75] I-13
zoon zoon: zuun (Bocholt), zôên (Bocholt) zoon [ZND 11 (1925)] III-2-2
zoutvat zoutvaatje: zautvèètsje (Bocholt) zoutvaatje III-2-1