e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wittebrood weg: wèk (Geleen), Syst. WBD  wék (Geleen) Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woede gift: guf (Geleen, ... ) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woelen schravelen: NB: kraawaagke = niet in slaap mogen vallen, wakker moeten blijven, maar toch dreigen in te dommelen.  sjraavele (Geleen), woelen: weule (Geleen, ... ) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: goonsdig (Geleen, ... ), Goonsdig (Geleen) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
woest, onachtzaam lopen taffelen: taffele (Geleen) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wolfseinde wolfseinde: wolfseinde (Geleen) Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.] II-9
wolkenbank wolkbank: woukbank (Geleen) lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)] III-4-4
wonde wonde: wonj (Geleen), wónj (Geleen, ... ) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonder wonder: wonjer (Geleen) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonderdoener die doet wonderen: dae deit wònjere (Geleen) Een wonderdoener. [N 96D (1989)] III-3-3