e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q071p plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witkwast blokborstel: blǫk˱bǫsǝl (Diepenbeek) Rechthoekige borstel om muren of zolderingen te witten of in lijmverf te schilderen. [N 67, 44a; monogr.] II-9
witte abeel vuilboom: voalbomme (Diepenbeek) Hoe noemt U: de witte populier [N 50 (1972)] III-4-3
witte donderdag witte donderdag: witten donnerdoag (Diepenbeek) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen kanten muts: kantə moͅts (Diepenbeek) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte kanten muts zonder sierkrans muts: məts (Diepenbeek) muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte klaver, steenklaver steenklaver: stēi̯ǝn[klaver] (Diepenbeek), witte klaver: wetǝ [klaver] (Diepenbeek) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kabuiskool: keboaskoel (Diepenbeek, ... ), kebouskoel (Diepenbeek), wit moes: wit moes (Diepenbeek), witte kool: wetə ky(3)̄.l (Diepenbeek), witte koel (Diepenbeek, ... ) [Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart akkermannetje: akkermeͅnneken (Diepenbeek, ... ), akərmeͅnəkə (Diepenbeek), Frings  akərmeͅnəkə (Diepenbeek), koninkje: køneŋskə (Diepenbeek), witte kwikstaart: witte kwikstat (Diepenbeek) kwikstaart [N P (1966)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart (witte) || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
witte muts met een strik onder de kin kornet (<fr.): kərneͅt (Diepenbeek) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje slaapmet: slopmeͅt (Diepenbeek) muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)] III-1-3