e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q071p plaats=Diepenbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worstelen worstelen: wòstelen (Diepenbeek), wrusselen: froselen (Diepenbeek), NB froaseleër: worstelaar.  froasel`n (Diepenbeek) de tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen] [N 112 (2006)] || Worstelen. [Willems (1885)] III-3-2
worstvlees en -vet kleinmaken malen: malen (Diepenbeek), mālǝn (Diepenbeek) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wortel wortel: wǫ.tǝl (Diepenbeek) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortelklomp van een struik gateind: gǭtęi̯n (Diepenbeek) [N 27, 9c] I-8
wortels rooien trekken: trękǝ (Diepenbeek) Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c] I-8
worteltje hofpootjes: hō.fpytšəs (Diepenbeek), pootjes: putjes (Diepenbeek), poten: poeten (Diepenbeek) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] || Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wreef vrei: vrij (Diepenbeek), wreef: wreef (Diepenbeek) de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] || Het hoogste deel van de voorzijde van de voet. [N 60, 36, N 60, 15b] II-10, III-1-1
wreef [wld ii.10, p. 23-24] wreef: wrief (Diepenbeek) Het hoogste deel van de voorzijde van de voet? (wreef, wrijf)? [N 60 (1973)] III-1-3
wrijven wrijven: vrāēven (Diepenbeek), vrēͅvĕn (Diepenbeek), vrēͅvən (Diepenbeek), vrijven (Diepenbeek) wrijven [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
wringen wringen: vreͅiŋən (Diepenbeek), vrin`ən (Diepenbeek), vringen (Diepenbeek), wringen (Diepenbeek) wringen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2