e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

Gevonden: 2106

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aftrekken, uitwinnen uitwinnen: ātwęŋǝ (Borlo) Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i] I-4
aftuigen onthamen: ǫnthǭmǝ (Borlo) Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b] I-10
afvallen van bladeren afvallen: afalə (Borlo), vallen: vallen (Borlo) afvallen v. bladeren [ZND 32 (1939)] || afvallen van bladeren [DC 48 (1973)] III-4-3
akker land: lānt (Borlo), stuk: stø̜k (Borlo) Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.] I-8
akkerdistel, distel distel: distel (Borlo) distel [ZND 01 (1922)] III-4-3
akkergrens, grensvoor reen: rīǝn (Borlo) De grens tussen twee afzonderlijke akkers in de vorm van een diepe voor die met de ploeg getrokken wordt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen øvoorŋ resp. øvoordŋ het lemma ɛploegvoorɛ (wld I.1, blz. 105-106).' [N 11, 56; N 11A, 120; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; L B2, 268; L 24, 27; L 41, 24; monogr.] I-8
alles kwijt boet: boet (Borlo) Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)] III-3-2
alpinomuts alpin (fr.): alpe͂ (Borlo), alpin (Borlo) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] || pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] III-1-3
altaar altaar (<lat.): den altaar (Borlo) Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
andere nachtkleding: nachtjas nachtjak: nagjak (Borlo) nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3