e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vrusschemig

Overzicht

Gevonden: 384

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duim duim: der doem (Vrusschemig) duim [N 10 (1961)] III-1-1
duivenhok duifhuis: dufǝs (Vrusschemig) Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6
duizelig duizelig: duzelig (Vrusschemig) duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] III-1-2
eelt, eeltknobbel eelt: ilt (Vrusschemig), eeltknobbel: iltknoebel (Vrusschemig) eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2
een lelijk gezicht trekken een mommengezicht maken: e momme gezig make (Vrusschemig) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een sloot uitdiepen uitmotten: ūtmutǝ (Vrusschemig) Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.] I-8
een ziekte onder de leden hebben get onder de huid hebben: he hat get onger de hoëd (Vrusschemig) ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)] III-1-2
eerste baardharen duivelsharen: duuvelshoare (Vrusschemig) baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)] III-1-1
eetlust fanes: fanus (Vrusschemig) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
ekster ester: eëster (Vrusschemig) ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)] III-4-1