e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vrusschemig

Overzicht

Gevonden: 384

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderwolk hommelskoppen: hommelsköp (Vrusschemig) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: der donder (Vrusschemig) donder [N 22 (1963)] III-4-4
donker, duisterx dompig: dompig (Vrusschemig), duister: duuster (Vrusschemig) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
dooien t slaakt]: aafgoa (Vrusschemig), sjmilte (Vrusschemig), tuëne (Vrusschemig) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
driftig lopen op de staart treden: op der sjtas getroane (Vrusschemig) lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)] III-1-2
dronken een stuk in gen vot: ee stuk i gen vot (Vrusschemig), vol: vol (Vrusschemig) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
dronken zijn ze zitten hebben: he hat ze zitte (Vrusschemig) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven t blijft over]: ⁄t bliet druuëg (Vrusschemig) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4
druilerig en koud weer smiezelig weer: sjmiezelig weër (Vrusschemig) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] III-4-4
druk heen en weer lopen druk heen en weer lopen: druk hin en heer loope (Vrusschemig) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2