21518 |
weekblad? |
illustratie (<fr.):
iellustraotie (L282p Achel)
|
weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18166 |
weer genezen |
weer op zijn goede:
wer op ne goeiën (L282p Achel)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
bamisweer:
bannisweer (oct.-nov.).
bumiswɛ:r (L282p Achel),
kroenekranenzomer:
kranenzomer.
kruənəkroͅənəzómər (L282p Achel)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19346 |
weerbarstig |
wars:
wèèrs (L282p Achel)
|
knorrig, koppig, tegenstrijdig
III-1-4
|
17575 |
weerborstel |
weerborstel:
wērboͅrstəl (L282p Achel),
weͅərboͅrstəl (L282p Achel)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weerlicht (o.).
wɛərlixt (L282p Achel)
|
weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
sterk in de muil:
stɛrǝk en dǝ mul (L282p Achel)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
23708 |
weesgegroet |
weesgegroet:
wees gegroewt (L282p Achel)
|
Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17979 |
wegkwijnen |
achteruitgaan:
achteroewt goan (L282p Achel),
achteroewt goân (L282p Achel)
|
(Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke ((weg)kwijnen, (weg)kwelen, afteren, aflopen, achteruit gaan). [N 107 (2001)]
III-1-2
|