24266 |
vlaamse gaai |
gaai:
gaaie (mv.) (L191p Afferden),
martkolf:
mertkolf (L191p Afferden, ...
L191p Afferden),
matkolf:
metkolf (L191p Afferden)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] || meerkol [SGV (1914)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vlag:
vlag (L191p Afferden)
|
vlag [SGV (1914)]
III-3-1
|
25003 |
vlak, gelijk |
vlak:
vlak (L191p Afferden)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|
20944 |
vlees |
vlees:
vleis (L191p Afferden, ...
L191p Afferden)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
21442 |
vleien |
flikflooien:
flikflojje (L191p Afferden)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-3-1
|
33775 |
vlekje op de neus |
snep:
snęp (L191p Afferden)
|
Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c]
I-9
|
33986 |
vliegennet |
dazennet:
[dazennet] (L191p Afferden),
dǭzǝnnęt (L191p Afferden),
vliegennet:
vlīgǝnęt (L191p Afferden)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] || geziefernet
I-10
|
22375 |
vlieger |
vlieger:
vlīēger (L191p Afferden)
|
vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
24392 |
vlinder |
vlinder:
vlinder (L191p Afferden, ...
L191p Afferden)
|
vlinder [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloeën (L191p Afferden)
|
vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|