e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
was was: wēsch (Afferden) wasch [SGV (1914)] III-2-1
waterhoen waterhennetje: waterhenneke (Afferden) waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
waterput put: pøt (Afferden), waterkuil: weͅtərkul (Afferden), waterput: waterput (Afferden) [DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [SGV (1914)] I-7
weduwe wedvrouw: wedvrow (Afferden), wèdvrouw (Afferden) weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weduwnaar wedman: wèdman (Afferden), cf. WNT s.v. "weduwman"; "weduwe-, wede-, weed-, wid, widde-, wed-, weddeman  wedman (Afferden) weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weefsel, stof stof: stof (Afferden) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
week in de muil week in de muil: wēk in dǝ mul (Afferden), zacht in de muil: zāxt in dǝ mul (Afferden) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weelde weeld: wèld (Afferden) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weerborstel weerborstel: wérborsel (Afferden) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten weerlichten: werlichte (Afferden) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4