e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

Gevonden: 1858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buurman buurman: buurman (Afferden), nabuur: noaber (Afferden) buurman [SGV (1914)] III-3-1
buurt buurt: buurt (Afferden) buurt (in de ~) [SGV (1914)] III-3-1
buurten buurten: buurte (Afferden) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] III-3-1
castreren snijden: snii̯ǝ (Afferden) Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] I-9
cavalier cavalier (fr.): caveljee (Afferden) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1
cel cel: cel (Afferden) Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56] II-6
chagrijn chagrijn: cf. VD s.v. "II. chagrijn"1. verdriet; knagend, mismoedig makend verdriet.  saggrien (Afferden) chagrijn [SGV (1914)] III-1-4
cichorei suikerij: sukrei (Afferden) cichorei [SGV (1914)] III-2-3
cirkel, kring cirkel: cirkel (Afferden), kring: kring (Afferden) cirkel [SGV (1914)] || kring [SGV (1914)] III-4-4
commode, ladenkast commode: koͅmuət (Afferden) commode [SGV (1914)] III-2-1