e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweerterheide

Overzicht

Gevonden: 1206
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iemand prijzen bestuiten: bestoête (Altweerterheide), bestuûte (Altweerterheide), opsteken: eeme opstaeke (Altweerterheide), stuiten: stuûte (Altweerterheide) iemand ophemelen || loven, prijzen || prijzen, lofspreken van III-1-4
iets goedmoeds doen goedig: geûjig (Altweerterheide) goed, goedig III-1-4
ijs (alg.) ijs: (verkleinwoord: iêske).  ī.s (Altweerterheide) ijs III-4-4
ijsje ijskoud, een -: Verklw. eiskoutje De meister traktieërdje de hieël klas op ¯n eiskoutje  eiskout (Altweerterheide) ijs III-2-3
ijsschots ijsschol: (meervoud: iêsscholle; verkleinwoord: iêsschölke).  iêsschol (Altweerterheide) ijsschots, ijsschol III-4-4
ijver ijver: iêver (Altweerterheide), qui-vive (fr.): kevie (Altweerterheide) ijver || ijver, werklust III-1-4
ijverig naarstig: nieërstig (Altweerterheide), naasterig: neesterig (Altweerterheide) ijverig || vlijtig III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iêsel (Altweerterheide) ijzel III-4-4
ijzelen ijzelen: iêsele (Altweerterheide) ijzelen, bevriezen van neerslag III-4-4
in verwachting zijn aantellen: aantelle (Altweerterheide), uittellen: oettelle (Altweerterheide), uuttelle (Altweerterheide) in verwachting zijn || in vewachting zijn III-2-2