e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huifkar huifkar: hūfkar (Amby) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huig lelletje: lelke (Amby) Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, ziel). [N 84 (1981)] III-1-1
huilen beuken: beukə (Amby), grijnen: grienen (Amby), janken: jaangke (Amby), jeinke (Amby), jenkə (Amby), krijten: krietə (Amby) grijnzen [ZND 01 (1922)] || het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)] III-1-4, III-2-1
huis, woning huis: hoes (Amby), hūs (Amby) huis [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-2-1
huishouden huishouden: hoeshauwen (Amby) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huisjesslak karakol: karkol (Amby, ... ) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] || slak, huisjesslak [ZND 06 (1924)] III-4-2
huismus, mus mus: mūsch (Amby), mösch (Amby, ... ), mösj (Amby), mùsch (Amby) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || mus [ZND 01 (1922)], [ZND 14 (1930)] || musch [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Amby), in notatie van Pieter G.  hoesvleex (Amby), vlieg: vleeg (Amby, ... ) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] || vlieg, huis— [ZND 01 (1922)] III-4-2
huiszwaluw boerenzwalber: boerezchwäləbər (Amby) huiszwaluw [DC 18 (1950)] III-4-1
huiveren schuiveren: schøveren (Amby), sjoevərə (Amby) huiveren [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-1-2